Midterm begrippen Flashcards

(40 cards)

1
Q

The hard problem

A

Hoe past bewustzijn in een fysieke wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Qualia

A

Kwalitatieve aspecten van fenomenale ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

What-it-is-likeness

A

Kwalitatief aspect van ervaring. Wordt gebruik om fenomenale ervaringen te beschrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Prospositionele attituden

A

Houdingen t.o.v. bepaalde attitude. Horen bij mentale toestanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Substantiedualisme

A

De geest en het lichaam zijn onafhankelijk van elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

a. Res cogitans

b. Res Extensa

A

A; De denkende substantie

B: De fysieke substantie die plaatsneemt in de ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

interactieprobleem

A

Gaat over hoe interactie tussen een fysiek lichaam en een niet fysieke geest mogelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

animal spirits

A

Lichaam heeft zenuwen en bloedcellen waarin kleine deeltjes kunnen bewegen. Dit is wat ons lichaam in beweging brengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Occasionalisme

A

God is oorzaak voor alles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Harmonia Praestabilita

A

Lichaam & ziel lopen parallel aan elkaar, wil om te bergen hangt af van ontwerper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Substantie monisme

A

Het idee dat er één substantie is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Idealisme

A

Alles in de wereld is mentaal. Wat wij waarnemen is niets anders dan verzameling van ideeën en indrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

A. Primaire eigenschappen

B. Secundaire eigenschappen

A

A. Dingen die er daadwerkelijk zijn

B. Dingen die wij zelf toeschrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Psychologisch/methodologisch behaviorisme

A

Stroming die vindt dat wetenschap objectieve methode moet gebruiken. Ze betwijfelen resultaten van introspectie (kun je ppn vertrouwen) & studeren correlatie tussen input en output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Categoriefout

A

Wanneer iemand denkt dat de categorie van de geest anders is dan de categorie waaronder onze reeks disposities valt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pseudo probleem

A

afvragen hoe twee categorieën zich tot elkaar verhouden. Er is maar 1 categorie, dus dit is een pseudo probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Identiteitstheorie/reductionisme

A

Alle mentale toestanden zijn identiek aan een hersentoestand

18
Q

Lichaam geest superveniëntie

A

Reeks eigenschappen bepaald andere reeks eigenschappen. Dezelfde fysieke eigenschappen = dezelfde mentale eigenschappen

19
Q

Wet van Leibniz

A

Twee dingen die niet van elkaar te onderscheiden zijn, moeten wel hetzelfde zijn. A = niet B? Dan is er invloed geweest van eigenschap P

20
Q

A. A priori

B. A posteriori

A

A. Waarheid vaststellen door na te denken

B. Waarheid vaststellen door empirisch onderzoek

21
Q

Eliminativisme

A

Geloof dat mentale toestanden niet bestaan

22
Q

Fysicalisme

A

Meest voorkomende vorm MBIT. Elk individueel geval van mentale categorie identiek aan een individuele hersentoestand

23
Q

Functionalisme

A

Opvatting over relatie tussen geest en fysieke wereld. Stelt dat de geest meervoudig realiseerbaar is .

24
Q

Mentaal holisme

A

Mentale toestanden functioneren in een causale keten; input, output en een mogelijk effect op andere mentale toestanden

25
Cognitivisme
Cognitie bestaat uit een reeks mentale toestanden die symbolische voorstellingen zijn. Denken is een manipulatie van deze voorstellingen volgens bepaalde regels/algoritmen
26
Seriële informatieverwerking
Fout in een van de stappen waardoor het gehele proces stopt
27
Frame probleem
Verandering in de omgeving
28
Filling cabinet methode
Alle informatie eerst in het systeem, hierna pas interactie met de omgeving.
29
Kunstmatig neuron/unit
Ontvangt input en zendt output uit
30
The weight
Sterkte van de output die telkens anders is.
31
Backpropagation/gradient descendant learning
Stap voor stap input linken aan output. Dit is getraind ipv geprogrammeerd
32
Snapshot reasoning
Netwerk oordeelt of input gezicht is en geeft hierna output. Is hierbij niet bezig met veranderingen in de tijd
33
Frankenstein hypothese
Hypothese dat brein van ene naar andere lichaam brengen geen invloed zou hebben op het functioneren van het lichaam (onjuist)
34
Bellichaamde (embodied) geest/ervaring
Cognitieve capaciteiten/ervaringen bepaald door het lichaam
35
Gesitueerde (embedded) geest/ervaring
Cognitieve capaciteiten/ervaring bepaald door omgeving
36
Epistemische behandeling
Omgeving aanpassen ter ondersteuning van cognitieve processen
37
Reductio ad absurdum
Bewering aannemen en aantonen dat iets absurds het gevolg is
38
Extended mind hypothese (Clark & Chalmers)
Cognitieve geest stopt niet waar de hersenen en het lichaam ophouden, maar de geest strekt zich uit tot in de wereld.
39
Pariteitsprincipe
Externe uitgebreide processen kunnen ook cognitieve processen zijn
40
A. Internalisme | B. Externalisme
A. Geest stopt waar lichaam stopt | B. Omgeving is onderdeel van cognitief proces