Mindmaps Flashcards
(25 cards)
1
Q
standpunt innemen
A
- positie bepalen; zich uitspreken
2
Q
argumenteren
A
- argument onderbouwen/motiveren
3
Q
tegenargumenteren
A
- tegenspreken
4
Q
verbinden
A
- op iets terug komen, voortbouwen op wat iemand zegt
5
Q
afsluiten
A
- afronden, beeindigen
6
Q
rondvraag
A
- vragenronde
7
Q
partijen voorstellen
A
- alle kampen aangeven
8
Q
discussie sturen
A
- modereren
9
Q
onderbreken
A
- tussenbeide komen, iemand in rede vallen
10
Q
aandacht trekken
A
- interesse wekken, aandacht vasthouden
11
Q
probleem benoemen
A
- knelpunt aangeven
12
Q
uitdaging
A
- obstakel, belemmering
13
Q
aanmoedigen
A
- motiveren, inspireren
14
Q
toegewoegde waarde benadrukken
A
- troeven in de verf zetten
15
Q
overtuigen
A
- iemand over de streep trekken
16
Q
opvolging voorstellen
A
- de draad oppakken
17
Q
intakegesprek
A
- houden, voeren
18
Q
sollicitant
A
- voor een baan solliciteren
19
Q
tijdelijke dienst
A
- vast dienstverband
20
Q
indiensttreding
A
- aanstelling, in dienst treden
21
Q
structureren
A
- redenering logisch opbouwen
22
Q
visualisatie
A
- informatie visualiseren, beeld tonen
23
Q
afsluting
A
- slotwoord, afronding
24
Q
evaluatie
A
- terugkoppeling, reflectie
25
betrokkenheid
- betrokkenheid creeren, kijkers stimuleren