MNNH 28+29 Flashcards
(113 cards)
1
Q
偉い （えらい）
A
bewonderenswaardig
2
Q
踊る （おどる）
A
dansen
3
Q
通う （かよう）
A
heen en weer gaan, forenzen
4
Q
大学に通う （かよう）
A
aan de universiteit studeren
5
Q
嚙む （かむ）
A
bijten, kauwen
6
Q
選ぶ （えらぶ）
A
kiezen
7
Q
誘う （さそう）
A
uitnodigen
8
Q
売れる
A
goed verkopen
9
Q
パンが売れる
A
het brood verkoopt goed
10
Q
参加する （さんかする）
A
meedoen, deelnemen
11
Q
メモする
A
aantekeningen maken, noteren
12
Q
真面目な （まじめな）
A
serieus, ijverig
13
Q
熱心な （ねっしんな）
A
enthousiast, gemotiveerd, gepassioneerd
14
Q
ちょうどいい
A
precies goed
15
Q
景色 （けしき）
A
uitzicht
16
Q
美余韻 （びよういん）
A
kapper, schoonheidssalon
17
Q
台所 （だいどころ）
A
keuken
18
Q
経験 （けいけん）
A
ervaring
19
Q
経験がある （けいけん）
A
ervaren zijn
20
Q
経験をする （けいけん）
A
ervaren
21
Q
力 （ちから）
A
kracht, macht
22
Q
人気 （にんき）
A
populariteit
23
Q
学生に人気がある
A
populair zijn onder de studenten
24
Q
色 （いろ）
A
kleur
25
味 （あじ）
smaak
26
ガム
kauwgom
27
品物 （しなもの）
goederen, spullen
28
値段 （ねだん）
prijs
29
給料 （きゅうりょう）
salaris
30
ボーナス
bonus, vakantiegeld
31
ゲーム
game
32
番組 （ばんぐみ）
televisieprogramma
33
ドラマ
serie
34
歌手 （かしゅ）
zanger
35
小説 （しょうせつ）
roman
36
小説家 （しょうせつか）
romanschrijver
37
～家 （か）
suffix voor beroep
38
～機
machine, automaat
39
息子 （むすこ）
zoon
40
息子さん （むすこ）
zoon van iemand anders
41
娘 （むすめ）
dochter
42
娘さん （むすめ）
dochter van iemand anders
43
しばらく
eventjes
44
たいてい
meestal, gewoonlijk
45
それに
daarbij, bovendien
46
それで
dus
47
実は （じつは）
eigenlijk
48
会話
conversatie, gesprek
49
お知らせ
mededeling
50
日にち
datum
51
体育館 （たいいくかん）
gymzaal
52
無料 （むりょう）
gratis
53
イベント
evenement
54
開く
opengaan
55
ドアが開く
de deur gaat open
56
閉まる
dichtgaan
57
ドアが閉まる
de deur gaat dicht
58
つく
aangaan
59
電気がつく
het licht gaat aan
60
付く （つく）
eraan vast komen
61
ポケットが付く （つく）
er komen zakken op te zitten
62
止まる
stilstaan, geparkeerd worden
63
車が止まる
de auto komt tot stilstand
64
鍵が掛かる （かぎがかかる）
op slot gaan zitten
65
落す （おとす）
laten vallen, kwijtraken
66
拭く （ふく）
schoonvegen
67
指す （さす）
wijzen
68
消える （きえる）
uitgaan
69
電気が消える （きえる）
het licht gaat uit
70
割れる （われる）
breken
71
コップが割れる （われる）
het glas breekt
72
折れる （おれる）
breek
73
枝が折れる （えだがおれる）
de tak breekt
74
破れる （やぶれる）
scheuren
75
紙が破れる （やぶれる）
het papier scheurt
76
汚れる （よごれる）
vies worden
77
服が汚れる （よごれる）
de kleding wordt vies
78
外れる （はずれる）
losraken
79
ボタンが外れる （はずれる）
de knoop raakt los
80
倒れる （たおれる）
omvallen
81
燃える (もえる）
branden
82
間違える （まちがえる）
zich vergissen, een fout maken
83
取り替える （とりかえる）
vervangen
84
片づける （かたづける）
opruimen
85
お皿 （おさら）
bord, kom, servies
86
お茶碗 （おちゃわん）
kom
87
カップ
een glas
88
ガラス
glas (materiaal)
89
袋 （ふくろ）
zak
90
書類 （しょるい）
formulier, document
91
枝 （えだ）
tak
92
駅員
stationsmedewerker
93
交番 （こうばん）
kleine politiepost
94
スピーチ
speech, toespraak
95
返事 （べんじ）
antwoord, reactie
96
おさきにどうぞ
gaat u voor
97
忘れ物 （わすれもの）
gevonden voorwerpen
98
このくらい
in deze mate
99
～側 （がわ）
de kant van
100
～辺 （へん）
in de buurt van
101
覚えていません
ik weet het niet meer
102
網棚 （あみだな）
bagagerek in een trein
103
確か （たしか）
volgens mij
104
地震 （じしん）
aardbeving
105
壁 （かべ）
muur
106
針 （はり）
naald, wijzer van een klok
107
～の方 （のほう）
in de richting van
108
レポーター
verslaggever
109
壊れる （こわれる）
kapot gaan
110
椅子が壊れる （いすがこわれる）
de stoel gaat kapot
111
返事をする （へんじ）
antwoorden, reageren
112
源氏物語 （げんじものがたり）
verhaal van Genji
113
新宿 （しんじゅく）
Shinjuku
