Module 2 Voc Flashcards
(142 cards)
1
Q
De winkelwagen
A
Der Einkaufswagen
2
Q
De winkel
A
Das Geschäft(e)
3
Q
De winkel
A
Der Laden
4
Q
De supermarkt
A
Der Supermarkt
5
Q
Het warenhuis
A
Das Kaufhaus
6
Q
De kledingzaak
A
Das Kleidungsgeschäft(e)
7
Q
De bakkerij
A
Die Bäckerei
8
Q
De banketbakkerij
A
Die Konditorei
9
Q
De slagerij
A
Die Metzgerei
10
Q
De boekhandel
A
Die Buchhandlung
11
Q
De speelgoedafdeling
A
Die Spielwarenabteilung
12
Q
De sportafdeling
A
Die Sportabteilung
13
Q
De sportafdeling
A
Die Sportabteilung
14
Q
De bank
A
Die Bank
15
Q
Shoppen
A
Shoppen
16
Q
(In)kopen
A
(Ein)kaufen
=Einkäufe machen
17
Q
(In)kopen
A
(Ein)kaufen
=Einkäufe machen
18
Q
Goedkoop
A
Billig
19
Q
Duur
A
Teuer
20
Q
De lift
A
Der Aufzug
21
Q
Het gelijkvloers
(Op het gelijkvloers)
A
Das Erdgeschoss
(Im Erdgeschoss)
22
Q
De verdieping
A
Der stock
23
Q
-Op de eerste verdieping
-Op de tweede verdieping
-Op de derde verdieping
A
-Im ersten Stock
-Im zweiten Stock
-Im dritten Stock
24
Q
De benedenverdieping
A
Das Untergeschoss
25
Open
Offen = geöffnet
26
Gesloten
Geschlossen
27
De klant
De klante
Der Kunde(n)
Die kundin(nen)
28
De verkoper
De verkoopster
Der Verkäufer
Die Verkäuferin(nen)
29
Het brood
Das Brot(e)
30
De pistolet
Das Brötchen
31
De pistolet
Das Brötchen
32
De cake, het gebak
Der Kuchen
33
Het fruit
Das Obst
34
De appel
Der Apfel
35
De peer
Die Birne(n)
36
De banaan
Die Banane(n)
37
De sinaasappel
Die Orange(n)
38
De aardbei
Die Erdbeere(n)
39
De druif
Die Traube(n)
40
De groente
Das Gemüse
41
De aardappel
Die Kartoffel(n)
42
De wortel
Die Karotte(n)
=die Möhre
43
De tomaat
Die Tomate(n)
44
De ajuin
Die zwiebel(n)
45
De komkommer
Die Gurke(n)
46
De sla
Der Salat(e)
47
Het vlees
Das Fleisch
48
De worst
Die Wurst(e)
49
De ham
Der Schinken
50
De vis
Der Fisch(e)
51
De zalm
Der Lachs
52
De zalm
Der lachs
53
De garnaal
Die Garnale
54
De boter
Die Butter
55
De kaas
Der Käse
56
Het ei
Das Ei(er)
57
De melk
Die Milch
58
De bloem
Das Mehl
59
De drank
Das Getränk(e)
60
De wijn
-de rode wijn
-de witte wijn
Der Wein(e)
-der Rotwein
-der Weißwein
61
Het bier
Das bier(e)
62
Het water
-het spuitwater
-plat water
Das wasser
-das Sprudelwasser
-stilles wasser
63
Het (fruit)sap
Der Saft
64
De koffie
Der Kaffee
65
De thee
Der Tee
66
Het sprankelend appelsap
Die Apfelschorle
67
Het restaurant
Das Restaurant
68
De horeca
Die Gaststätte
69
Het café, de kroeg
Die Kneipe
70
De tearoom
Das Café
71
De ober
De serveerster
Der Kellner
Die Kellnerin
72
De gast
Der Gast(e)
73
De tafel
Der Tisch(e)
74
De menukaart
Die Speisekarte(n)
75
Het voorgerecht
-> als voorgerecht
Die Vorspeise
-> zur Vorspeise
76
Het hoofdgerecht
-> als hoofdgerecht
Das Hauptgericht
-> zum Hauptgericht
77
Het dessert
-> als dessert
Das Dessert
-> zum Dessert
78
De frieten
Die Pommes (frites)
79
De puree
Das Püree
80
De reist
Der Reis
81
Het bord
Der Teller
82
Het mes
Das Messer
83
De vork
Die Gabel(n)
84
De lepel
Der Löffel
85
Het glas
Der Glas(er)
86
De fles
Die Flasche(n)
87
De kaars
Die Kerze(n)
88
De rekening
Die Rechnung (en)
89
Betalen
Zahlen
90
Samen betalen
Zusammen zahlen
91
Apart betalen
Getrennt zahlen
92
Contant betalen
Bahr zahlen
93
Met de kaart betalen
Mit Karte zahlen
94
Smaken
Schmecken
95
Gezondheid!
Zum Wohl!
96
Gezondheid!
Zum Wohl!
97
De weekdag
Der Wochentag(e)
98
De maandag
Der Montag
99
De dinsdag
Der Dienstag
100
De woensdag
Der Mittwoch
101
De woensdag
Der Mittwoch
102
De donderdag
Der Donnerstag
103
De vrijdag
Der Freitag
104
De zaterdag
Der Samstag
105
De zaterdag
Der Samstag
106
De zaterdag
Der Sonnabend
107
De zaterdag
Der Sonnabend
108
De maand
Der Monat(e)
109
Januari
Der januar
110
Februari
Der februar
111
Maart
Der März
112
Maart
Der März
113
April
Der April
114
Mei
Der Mai
115
Mei
Der Mai
116
Juni
Der Juni
117
Juni
Der Juni
118
Juli
Der Juli
119
Augustus
Der August
120
September
Der September
121
September
Der September
122
Oktober
Der Oktober
123
November
Der November
124
December
Der Dezember
125
Nooit
Nie
126
Af en toe
Ab und zu
127
Geregeld
Regelmäßig
128
Vaak
Oft
129
Eerst
Zuerts
=erst
=zunächst
130
Dan
Dann
131
Daarna
Danach
132
Ten slotte
Schließlich
133
Zoet
Süß
134
Zoet
Süß
135
Zuur
Sauer
136
Zuur
Sauer
137
Heet
Heiß
138
Koud
Kalt
139
Veel
Viel
140
Weinig
Wenig
141
Jammer
Schade
142
Helaas
Leider
