Brainscape's Knowledge GenomeTM


Top Flashcards (Certified)
All Flashcards

Neerlandais > Module 4 > Flashcards

Module 4 Flashcards

(88 cards)

Start Studying
1
Q

Ik kan dat echt (niet) geloven!

A

Je (ne) peux vraiment (pas) y croire !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dat is toch niet te geloven!

A

Ce n’est quand même pas croyable !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe is dat mogelijk?

A

Comment est-ce possible ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dit is ongelooflijk!

A

C’est incroyable !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dat pakt / raakt me omdat…

A

Cela m’affecte / me touche parce que…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het is schandalig.

A

C’est scandaleux.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het verbaast me (niet).

A

Cela (ne) me surprend (pas).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Is dat mogelijk? / Dit hou je niet voor mogelijk!

A

Est-ce possible ? / Tu ne peux pas croire ça possible !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ik vind het vreselijk / verschrikkelijk.

A

Je trouve ça terrible / horrible.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ik word er ziek van.

A

Ça me rend malade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik lig er van wakker.

A

Ça m’empêche de dormir.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ik ben verbijsterd.

A

Je suis stupéfait(e).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ik sta met open mond van verbazing.

A

Je reste bouche bée de surprise.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik kan het niet goed plaatsen.

A

J’ai du mal à comprendre.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Deze situatie is kritiek.

A

Cette situation est critique.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dat zou dramatische gevolgen kunnen hebben.

A

Cela pourrait avoir des conséquences dramatiques.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de ramp

A

la catastrophe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de overstroming

A

l’inondation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

het (water)gebrek

A

le manque (d’eau)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de waterschaarste

A

la pénurie d’eau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de ontbossing

A

la déforestation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
ontbossen
déboiser, défricher
26
de lawine
l’avalanche
27
de droogte
la sécheresse
28
de tsunami / de vloedgolf
le tsunami / le raz-de-marée
29
de aardbeving
le tremblement de terre
30
de tornado
la tornade
31
de orkaan
l’ouragan
32
de bosbrand
le feu de forêt
33
de vulkaanuitbarsting
l’éruption volcanique
34
de hittegolf
la vague de chaleur
35
de opwarming van de aarde
le réchauffement de la terre
36
het smelten van de ijskappen
la fonte des calottes glaciaires / des glaces
37
de stijging van de zeespiegel / het zeeniveau
la hausse du niveau de la mer
38
de bedreigde diersoort
l’espèce animale en voie de disparition / menacée
39
de koolstofdioxide (CO₂)
le dioxyde de carbone (CO₂)
40
de (CO₂)-uitstoot
l’émission (de CO₂)
41
de watervervuiling
la pollution de l’eau
42
de luchtvervuiling
la pollution de l’air
43
het gat in de ozonlaag
le trou dans la couche d’ozone
44
het afval
les déchets
45
olie in zee
du pétrole dans la mer
46
de aardolie
le pétrole
47
de steenkool
le charbon
48
de milieuvervuiling / de milieuverontreiniging
la pollution
49
de giftige / toxische stof
le produit toxique
50
storten = dumpen
déverser (les immondices)
51
lozen
évacuer, déverser
52
het verbruik
la consommation
53
de aarde
la terre
54
de planeet
la planète
55
de maan
la Lune
56
de oceaan
l’océan
57
de Atlantische / Stille Oceaan
l’océan Atlantique / Pacifique
58
de Noordpool
le pôle Nord
59
de Zuidpool
le pôle Sud
60
het continent
le continent
61
de wereld
le monde, la terre
62
de wereldbol
le globe
63
de evenaar
l’équateur
64
de grond
le sol
65
de ijstijd
la période glaciaire
66
de landbouw
l’agriculture
67
de veeteelt
l’élevage bovin
68
de mijnbouw
l’exploitation minière
69
smelten
fondre
70
actie voeren
militer
71
de milieubescherming
la protection de l’environnement
72
de milieuactivist
l’écologiste
73
het milieubehoud
la sauvegarde de l’environnement
74
het milieubeleid
la politique environnementale
75
de milieuvergunning
le permis environnemental
76
milieubewust (voor personen)
respectueux de l’environnement
77
milieuvriendelijk (voor producten, machines …)
écologique
78
sorteren
trier
79
composteren
composter, fabriquer du compost
80
de regering
le gouvernement
81
de maatregelen
les mesures
82
de wet
la loi
83
de boete
l’amende
84
het actieplan
le plan d’action
85
de richtlijn
la directive
86
de inspanning
l’effort
87
het streefcijfer / het streefdoel
l’objectif chiffré
88
streven naar
aspirer à

Neerlandais (2 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2025 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions