Module 8 Flashcards

(35 cards)

1
Q

Economische groei

A

Procentuele jaar-op-jaarverandering van het reële bbp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Conjuctuurlijn

A

Lijn die de conjuctuur beweging weergeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Economische conjuctuurbeweging

A

Golfbeweging van de reële economische groei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoogconjuctuur

A

Het gaat wel goed met de economie. (geen inflatie, lage werkloosheid) Output gap positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Laagconjuctuur

A

Het gaat niet goed met de economie. (recessie, depressie) Output gap negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Economische recessie

A

Situatie waarbij de economie twee kwartalen achter elkaar krimpt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Economische depressie

A

Situatie waarbij de economie drie kwartalen of meer achter elkaar krimpt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Potentiële groei

A

Productie van een economie die zich op het langetermijngroeipad bevindt. (alle productiefactoren zijn volledig ingezet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Output gap

A

Verschil tussen wat een economie werkelijk voortbrengt en wat het in de optimale situatie voortbrengt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Output gap

A

Economische groei - trendmatige groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Consumentenvertrouwen

A

Het vertrouwen van consumenten in de economie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Productenvertrouwen

A

Het vertrouwen van producenten in de economie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Conjuctuurindicator

A

Macro-economische variabele waarvan de waarde meebeweegt met de economische conjuctuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Anticyclische variabele

A

Variabele die een patroon vertoont tegengesteld aan de conjuctuurlijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Procyclische variabele

A

Variabele die een patroon vertoont gelijk opgaand met de conjuctuurlijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vooruitlopend

A

Macro-economische variabele waarvan de waardeontwikkeling vooruitloopt op de waardeontwikkeling van het bbp.

17
Q

Achterlopend

A

Macro-economische variabele waarvan de waardeontwikkeling volgt op de waardeontwikkeling van het bbp.

18
Q

Structurele werkloosheid

A

Werkloosheid die past bij de economische structuur van een land.

19
Q

Conjucturele werkloosheid

A

Werkloosheid die meebeweegt met de economische conjuctuur.

20
Q

Frictiewerkloosheid

A

Werkloosheid als gevolg van het zoekproces op de arbeidsmarkt, waarbij het zoeken minder dan een jaar duurt.

21
Q

Seizoenswerkloosheid

A

Werkloosheid die seizoensgebonden is.

22
Q

Werkloosheid

A

De situatie waarbij iemand die wil werken geen baan heeft.

23
Q

Totale werkloosheid

A

Structurele werkloosheid + conjucturele werkloosheid

24
Q

Conjucturele werkloosheid

A

Totale werkloosheid - structurele werkloosheid

25
Volledige werkgelegenheid
Situatie waarbij iedereen die wil werken een baan heeft of een baan zoekt, waarbij de kans op het vinden van een geschikte baan niet afhankelijk is van de conjuctuur.
26
Loon-prijsspiraal
De situatie waarbij hogere prijzen en hogere lonen elkaar opvolgen.
27
Anticyclisch beleid
Economisch beleid dat de conjuctuurbeweging dempt
28
Procyclisch beleid
Economisch beleid dat de conjuctuurbeweging versterkt.
29
Structurele hervormingen
Een land met een goed ontwikkelde macro-economische structuur is beter in staat om een conjuctuurbeweging op te vangen.
30
Internationale concurrentiepositie
De mate waarin bedrijven in staat zijn om te concurreren met het buitenland.
31
Loonmatiging
Lager loon voor dezelfde arbeid.
32
Anticyclisch rentebeleid
Aanpassingen van de rente om de economische conjuctuur in te dammen.
33
Enkelvoudig mandaat
Één hoofdtaak. Prijsstabiliteit nastreven.
34
Duaal mandaat
Prijsstabiliteit en werkgelegenheid nastreven.
35
Rentebesluit
De hoogte van de rente die passend is bij de ontwikkeling van de economie.