Moeilijk Flashcards
(43 cards)
Wat is de functie van een (individuele) empirische studie?
Een specifieke, beantwoordbare stelling toetsen
Welk design is een independent-groups quasi-experimental design?
Een nonequivalent control group (pretest/posttest) design
Statistische significantie
Hoe waarschijnlijk is het om de correlatie die je meet in je steekproef te observeren, als de correlatie in de populatie nul is?
Wat voor soort correlatie is er tussen p en r?
Een negatieve correlatie (Als p laag is, dan is r hoog: oftewel, dan is het statistisch significant en de correlatie dus hoog)
Criterion validiteit
Hangt de maat samen met relevant gedrag?
Convergente validiteit
Hangt de maat samen met maten van gerelateerde constructen?
Discriminante validiteit
Hangt de maat NIET samen met ongerelateerde maten?
Wat is het verschil tussen een toevallige meetfout en een systematische meetfout?
Bij een systematische meetfout slaat het meetinstrument consistent te hoog of te laag uit en bij een toevallige meetfout is er, zoals in de naam, gewoon een toevallige fout
Cronbach’s a
Een maat voor de betrouwbaarheid van psychometrische tests of van vragenlijsten
Split-half methode
Een methode om de interne consistentie van een toets te berekenen, waarbij de uitkomst als een maat voor de betrouwbaarheid wordt beschouwd
Spurious association
De bivariate correlatie is er wel, maar alleen door een derde variabele
Dus: in een vraag waarin het gaat over spurious association of derde variabele, dan moet er in het antwoord altijd iets staan over een andere factor (bijv. niet alleen haarlengte, maar ook leeftijd)
Wat zijn twee verschillen tussen small-N designs en large-N designs?
Bij small-N designs gaat het altijd om individueel en therapeutische settingen en bij large-N designs gaat het altijd over groeperingen en gemiddeldes en juist over basic en toegepast onderzoek
Hoe meet je de construct validiteit van een quasi-experiment?
Hoe succesvol heeft de studie de variabelen gemanipuleerd en gemeten?
Welke drie dingen moeten vermeld worden in het informed consent?
1: De procedures
2: De nadelen
3: De voordelen
Van welke modus maken onderzoekers vaak gebruik als ze zich zorgen maken over de externe validiteit?
Theoretische modus
Exacte/directe replicatie
De studie zo precies mogelijk herhalen
Systematische replicatie
De originele studie herhalen, maar met (kleine) variaties
Replication-plus-extension
Originele experiment wordt eerst herhaald, daarna worden pas (kleine) aanpassingen gemaakt
Conceptuele replicatie
Stelt dezelfde vraag als in de originele studie, maar gebruikt andere operationalisaties
P-hacking
Opportunistisch gebruik van keuzes in de data-analyse om conclusies in de gewenste richting te schuiven en deze keuzes stilhouden in je paper (= verbergen)
Welke drie dingen gaat preregistratie tegen?
Harking, p-hacking en het file drawer probleem
Welke drie dingen kun je met open data (ruwe data)?
1: De analyses opnieuw doen: kijken of er fouten zijn gemaakt
2: Check robuustheid
3: Nieuwe vragen beantwoorden
Wat is inferentie in de statistiek?
Het generaliseren van waarnemingen, kenmerken, eigenschappen uit steekproeven naar de gehele populatie
Construct validiteit
Over de operationalisatie van het concept (construct)
Bijvoorbeeld: Introversie moet dingen bevatten als subassertief, kalm, rustig