Moeilijke Woorden Les 1tm4 Flashcards
(37 cards)
1
Q
Ibi
A
Daar
2
Q
Semper
A
Altijd
3
Q
Huc
A
Hierheen
4
Q
Veniunt
A
Komen (zij)
5
Q
Venire
A
Komen
6
Q
Saepe
A
Vaak dikwijls
7
Q
Fillia
A
Dochter
8
Q
Puella
A
Meisje
9
Q
Per
A
Over/ doorheen
10
Q
Videre
A
Zien
11
Q
Statim
A
Meteen
12
Q
Rapere
A
Roven
13
Q
Audere
A
Durven
14
Q
Enim
A
Want/immers
15
Q
Timmere
A
Vrezen
16
Q
Deinde
A
Vervolgens
17
Q
Aperire
A
Openen
18
Q
Sedere
A
Zitten
19
Q
Inter
A
Tussen/ temidden van
20
Q
Nam
A
Want
21
Q
Iuvare
A
Helpen
22
Q
Reddere
A
Teruggeven
23
Q
Nec…nec
A
Noch. Noch
24
Q
Laedere
A
Beledigen
25
Cupere
Verlangen
26
Capere
Nemen
27
Senex
Oude man
28
Nusquam
Nergens
29
Dormire
Slapen
30
Optare
Wensen
31
Diu
Lang. Lange tijd
32
Divitae
Rijkdommen. Schatten
33
Evenire
Uitkomen
34
Colere
Vereren
35
Dum
Toen
36
Cum
Wanneer. Toen
37
Vale
Vaarwijl. Blijf gezond