Money & Economy Flashcards
(29 cards)
1
Q
funds
A
geld
2
Q
allocate
A
toewijzen
3
Q
purchase
A
kopen
4
Q
transfer
A
overmaken
5
Q
prosperous
A
welvarend
6
Q
booming business
A
snel groeiend bloeiend
7
Q
thriving
A
bloeiend
8
Q
stock exchange
A
aandelenbeurs
9
Q
(government) cuts
A
bezuinigingen (vd overheid)
10
Q
additional (costs)
A
extra (kosten)
11
Q
flower booth
A
bloemenkraampje
12
Q
corporation
A
bedrijf
13
Q
board
A
bestuur
14
Q
incentive
A
stimulans
15
Q
merchandise
A
koopwaar
16
Q
commerce
A
handel
17
Q
liability
A
verantwoordelijkheid
18
Q
fares
A
tarieven
19
Q
supplier
A
leverancier
20
Q
competitors
A
concurrenten
21
Q
turnover
A
omzet
22
Q
major
A
belangrijk
23
Q
debt
A
schulden
24
Q
poverty
A
armoede
25
property
bezit
26
belongings
bezittingen
27
legacy
erfenis
28
inherit
erven
29
interest
rente
