more random vocabulary Flashcards
1
Q
from next door
A
van hiernaast
2
Q
the neighbour (f) (m)
A
de buurvrouw, de buurman
3
Q
the solution
A
de oplossing
4
Q
such a../such
A
- zo een, zo’n
- >Sg, countable; ex. zo’n huis - zulk
- > het, uncountable, no article; ex. zulk hout - zulke
- > de, Sg, no article; ex. zulke muziek - dergelijk(e)
- > het w/o -e, de w -e, Sg, with article een,
ex. een dergelijk huis, een dergelijke lamp - zulke, dergelijke
- > always in Pl, ex. zulke dieren, dergelijke dieren
5
Q
the wood
A
het hout
6
Q
the pupil
A
de scholier
7
Q
the teacher
A
de leraar
8
Q
to tell
A
vertellen
9
Q
to commemorate
A
herdenken
10
Q
the war
A
de oorlog
11
Q
the train
A
de trein
12
Q
chess
A
het schaken
13
Q
ugly
A
lelijk
14
Q
boring
A
saai
15
Q
rich, poor
A
rijk, arm
16
Q
heavy, light
A
zwaar, licht
17
Q
hard, loud, fast
A
hard
18
Q
soft, quiet, slow
A
zacht
19
Q
lovely, sweet
A
lief
20
Q
naughty
A
stout
21
Q
cold, warm, hot
A
koud, warm, heet
22
Q
cheap
A
goedkoop
23
Q
high, tall
A
hoog
24
Q
low
A
laag
25
bad
slecht
26
the tie
de stropdas
27
the boot, the boots
de laars, de laarzen
28
the sentence, the sentences
de zin, de zinnen
29
the sprout, the sprouts, the brussel sprouts
de spruit, de spruiten, het spruitjes
30
thousend
duizend
31
million
miljoen
