Mutaties Flashcards

(49 cards)

1
Q

Welke mutatie is bij patiënten met AML een voorspeller voor een slechtere prognose?

A

FLT3-receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soorten puntmutaties kunnen we krijgen?

A

Transities: purine –> purine of pyrimidine –> pyrimidine
Transversies: purine <–> pyrimidine
Kleine inserties/deleties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke chromosomale afwijkingen kunnen we krijgen?

A

Translocaties
Amplificaties (dicentrische chromosomen, breuken, etc.)
Deleties
Numerieke afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vormen van chemische instabiliteit kennen we die kunnen zorgen voor DNA schade?

A

Spontane hydrolyse leidend tot depurinatie
Deaminatie van basen leidend tot omzetting van cytosine in uracil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke biologische stoffen kennen we die leiden tot DNA schade?

A

Oxidatieve DNA schade waardoor de complementariteit verandert
Benzoapyreen wat zorgt voor een dubbelhelix storing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke fysische agens kennen we die DNA schade veroorzaakt?

A

UV straling wat zorgt voor intrastrengse DNA beschadigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat voor DNA schade repareer je met BER?

A

Oxidatieve DNA schade, deaminatie van basen, ssDNA breuken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voor DNA schade wordt gerepareerd met NER?

A

Grotere adducten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doet het CSB1-eiwit?

A

Wanneer de DNA-polymerase geblokkeerd raakt, wordt deze door CSB1 achteruit geduwd, om te zorgen dat het beschadigde DNA vrijkomt en gerepareerd kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 2 herstelmechanismen hebben we voor het herstel van dubbelstrengse breuken?

A

Niet-homologe DNA eindverbinding
Homologe recombinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een voordeel van de mutaties die ontstaan door NHEJ?

A

Ze vergroten de diversiteit van antilichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de functie van het RAD51-eiwit?

A

Het zorgt ervoor dat het homologe DNA gevonden kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het risico van homologe recombinatie met het homologe chromosoom?

A

Verlies van heterozygositeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het gevaar van LOH?

A

Er is een groter risico op het kopiëren van de breuk, waardoor een homozygote mutatie kan ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het risico van NHEJ?

A

Genomische instabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarmee paart een imino C?

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarmee paart een enol T?

A

G

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk eiwit is nodig voor de reparatie van enkelstrengse breuken?

A

PARP1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke mutatie blijkt bij elke patiënt met CML aanwezig?

A

t(9;22)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welk fusiegen ontstaat ten gevolge van de t(9;22)?

21
Q

Welke mutaties bij AML geven de meest gunstige prognose?

A

inv(16)
t(15;17)
t(8;21)

22
Q

Welke mutatie geeft bij AML de meest slechte prognose?

23
Q

Welke mutaties zie je bij de standaardgroep van AML?

A

Geen cytogenetische afwijkingen

24
Q

Welke technieken kunnen gebruikt worden om chromosomen in kaart te brengen?

A

Aankleuring van chromosomen
FISH in situ hybridisatie
FISH chromosoomspecifiek
Spectrale karyotypering

25
Wat is chromothripsis?
Het uit elkaar vallen en weer in elkaar zetten van een chromosoom
26
Wat is het resultaat voor het chromosoom van chromothripsis?
Collectie van translocaties en deleties
27
Waarom wil je cytogenetische afwijkingen bekijken?
Relevant voor diagnose Belangrijk voor voorspellen prognose Respons op chemotherapie Identificatie van betrokken genen
28
Welke numerieke chromosomale afwijkingen kennen we?
Winst van een compleet chromosoom Verlies van een compleet chromosoom
29
Welke gebalanceerde structurele chromosomale afwijkingen kennen we?
Translocaties Inversies binnen een chromosoom (paracentrisch en pericentrisch) Insertie
30
Welke niet-gebalanceerde structurele chromosomale afwijkingen kennen we?
Deleties Amplicaties Niet-gebalanceerde translocaties Genmutaties (op niveau van baseparen)
31
Welke type deleties komt veel voor bij AML?
Terminale deletie chromosoom 7 Interstitiële deletie chromosoom 5q-
32
Welke cytogenetische afwijkingen geven de slechtste prognose bij AML?
Complex karyotype Monosomaal karyotype
33
Wat zijn voordelen van FISH?
Aantonen microdeleties Detectie breekpunt Aantonen cryptische translocaties Aantonen complexe genoomveranderingen Snel stellen diagnose Demonstratie kleine hoeveelheden aberante cellen
34
Wat zijn nadelen van FISH?
Gelimiteerde sensitiviteit Alleen antwoord op onderzochte vragen Niet veel targets tegelijkertijd bekijken
35
Op welke cellen verricht je metafase FISH?
Lymfocyten Leukocyten Solide tumoren
36
Op welke cellen verricht je interfase FISH?
Kernen van niet/slecht delende cellen voor snelle analyse
37
Wanneer gebruik je een fusieprobe set voor FISH?
Translocaties
38
Wanneer gebruik je break-apart probes?
Ongebalanceerde translocaties
39
Welke mutatie zie je bij chronische neutrofiele leukemie (CNL) en wat is hiervan het directe gevolg?
T618I-mutatie, waardoor de GSF3R-receptor spontaan kan dimeriseren
40
Wat is het effect van een JAK2-mutatie?
Een mutatie in het JH2-domein, waardoor het JH1-domein niet wordt geremd bij PV of ET.
41
Wat is het gevolg van een MPL-mutatie?
De TPO-receptor (MPL) kan spontaan dimeriseren en daarmee activeren.
42
Wat is de meest relevante mutatie voor PV?
JAK2
43
Welke mutatie veroorzaakt Familiaire Adenomateuze Polyposis (FAP)?
Een kiembaanmutatie in het APC-gen
44
In welke genen kunnen mutaties zijn optreden in het geval van het Lynch syndroom?
MMR-genen MLH1, MSH2, MSH6 of PMS2
45
Welke mutatie is opgetreden bij een plaveiselcelcarcinoom van de long?
Inactiverende mutatie van p16INK4 En vaak p53
46
Welke mutatie zie je bij rokers met een adenocarcinoom van de long?
K-RAS
47
Welke mutatie zie je bij niet-rokers met een adenocarcinoom van de long?
EGFR
48
Welke mutaties zie je bij neuroendocriene tumoren van de long?
Rb p16-overexpressie p53
49
Welke mutatie is het belangrijkst voor het ontwikkelen van coloncarcinoom en kan zowel sporadisch als in kiembaan vorm voorkomen?
APC-mutatie