natuurwetenschappen kerstexamen Flashcards

natuurwetenschappn (54 cards)

1
Q

heterotroof

A

een organisme dat zijn voedsel haalt uit andere organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

autotroof

A

een organisme dat zelf energierijke stoffen aanmaakt met behulp van energiearme stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bladgroenkorrels

A

een groen korreltje in het cytoplasma van een plantencel waar de fotosynthese gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

mitochoundirum

A

een heel klein korreltje in het cytoplasma waar celademhaling gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vaatbundels

A

bundels van vaten die zorgen voor transport van sapstromen doorheen de plant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

huidmontje

A

microscopisch opening in het blad waar gasuitwisseling gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waslaagje

A

een waterdicht laagje op de bladeren van planten dat verdamping tegen gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de kracht

A

een grootheid (F) die weergeeft op welke manier er aan een voorwerp kan worden getrokken of tegen geduwd worden de eenheid is newton (N)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

krachten zijn niet zichtbaar maar wat wel

A

de effecten ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke 2 soorten effecten zijn er

A
  1. bewegingsverandering (dynamische effecten)
  2. vormverandering (statische effecten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een bewegingsverandering en een ander woord ervan

A

= dynamische effecten
- versnelling
- vertraging
- richtingsverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een vormverandering en een ander woord

A

= statische effecten
- tijdelijk = elastisch
- blijvend = plastisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke soorten krachten zijn er

A
  • duwkracht
  • wrijvingskracht
  • trekkracht
  • zwaartekracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

duwkracht

A

voorwaartste duwkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wrijvingskracht

A

tegenwerkende duwkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

trekkracht

A

kracht die aan een voorwerp trekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

zwaartekracht

A

de trekkracht van een hemellichaam op een voorwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat doe je om de kracht te bestuderen

A

een vector gebreuken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

4 kenmerken van een vector

A
  1. zin
  2. richting
  3. aangrijpingspunt
  4. grootte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

zin

A

naar welke kant een kracht inwerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

richting

A

rechte langs waar de kracht inwerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

aangrijpingspunt

A

plaats waar de kracht

23
Q

grootte

A

de grootte van de kracht

24
Q

wat is de grootheid van een vector en het symbool ervan

25
wat is de eenheid van een kracht en wat is het symbool er van
newton = N
26
wat is een meettoestel van een kracht
dynamometer
27
wie doet er aan de fotosynthese
autotroof
28
waar gebeurt de fotosynthese
in de bladgroenkorrels
29
energieomzetting fotosynthese
stralingsenergie --> chemische energie
30
welke energierijke stoffen kan een plant zelf aanmaken
zetmeel, glucose en vetten
31
stofomzetting fotosynthese
6H20 + 6CO2 --> 6C6H12O6 + 602
32
celademhaling stofomzetting
6C6H1206 + 602 ---> 6H20 + 6C02
33
wat kun je zien bij diastix
glucose
34
wat kun je zien bij lugol
zetmeel
35
beïnvloed het licht de groei van de planten ?
een plant heeft licht nodig om te groeien en om bladgroenkorrels aan te maken
36
komen glucose en zetmeel in planten voor
in een plant komt er zetmeel en glucose voor
37
komen glucose en zetmeel in de bodem voor ?
in de bodem is er geen glucose of zetmeel aanwezig, de planten maken dat zelf aan
38
is er licht nodig om in de bladeren zetmeel te produceren ?
zonlicht is belangrijk voor de productie van zetmeel
39
zijn er bladgroenkorrels nodig om in de bladeren zetmeel te produceren ?
in groene bladeren komt zetmeel voor, bladgroenkorrels zin nodig om aan fotosynthese te doen
40
beïnvloed de aanwezigen hoeveelheid CO 2 de intensiteit (sterkte) van de fotosynthese
een plant heeft koolstofdioxide nodig om aan fotosynthese te doen
41
wat doen nerven
transporteren water in een bladen
42
wat doen bladeren
verdampen het water
43
wat doen stengels
transporteren het water in een plant
44
wat doen wortels
opname van water met minerealen
45
vanwaar komt het reservevoedsel
eindproduct fotosynthese
46
macroscopische aanpassingen plant
1. Uitgebreid wortelstelsel om voldoende water en mineralen uit de bodem op te kunnen nemen. 2. Uitgebreid stengelstelsel: vaatbundels in de stengels zorgen voor transport van water en mineralen naar de verschillende plantendelen. 3. Uitgebreid bladerstelsel: nerven in het blad transporteren water en mineralen naar alle bladdelen en zorgen ervoor dat overtollig water via de bladeren kan verdampen. Dit zorgt voor een continue sapstroom.
47
microscopische aanpassingen van een plant
1. Waslaagje bedenkt het blad aan boven- en onderkant, voorkomt teveel waterverdamping. 2. Bladgroenkorrels in elke plantencel, hierin gebeurt de fotosynthese. Deze vind je vooral terug aan de bovenkant van de bladeren (meer zonlicht). 3. Huidmondjes: openingen onderaan het blad langs waar water kan verdampen, CO2 opgenomen en O2 afgegeven wordt = gasuitwisseling
48
wat heeft de planten nodig om aan fotosynthese te doen
licht, koolstofdioxide en water met mineralen
49
wat zijn de eindproducten van fotosynthese
glucose en zuurstofgas
50
waar bevind zich de celademhaling
mitochondrium
51
waar wordt CO2 opgenomen
in de huidmondjes
52
voor wat dient h2o
wordt opgenomen in de wortels en getransporteerd via de stengels tot in de bladeren
53
voor wat dient glucose
dient als brandstof voor de celademhaling of wordt omgezet in zetmeel, eiwitten en vetten die dienen als reservevoedsel
54
voor wat dient O2
wordt afgegeven in de huidmontjes