Natuurzaken het lichaam Flashcards
(18 cards)
warmbloedig
een lichaam dat zijn eigen temperatuur regelt. ook als het buiten koud of warm is, jou lichaam blijft hetzelfde. zoogdieren en vogels zijn warmbloedig.
koudbloedig
een lichaam kan zijn eigen temperatuur niet regelen. daarom is het altijd netto koud of warm als de omgeving. veel dieren zijn koudbloedig. vissen en insecten.
koolzuurgas
het gas dat vrijkomt, als mensen en dieren ademhalen. zij ademen koolzuurgas uit, planten ademen het in.
de longen
een orgaan dat zuurstof uit de lucht haalt. mensen zoals zoogdieren, vogels en reptielen hebben longen.
de bladgroenkorrels
heel kleine groene korrels in de bladeren van en plant. de bladgroenkorrels vangen zonlicht op.
het huidmondje
een heel kleine opening aan de onderkant van het blad van een plant. De plant ademt in en uit door de huidmondjes
de luchtpijp
de buis waardoor de lucht van je neus naar de mond gaat
de astma
een ziekte waarbij de adembuis smaller wordt en er slijm in zit. mensen met astma kunnen daardoor moeilijker ademhalen.
bloedsomloop
het rondgaan van je bloed door je lichaam
de slagader
de grootste bloedvaten waarin het zuurstofrijke bloed van het hart naar de haarvaten lopen.
de verslaving
het gevoel dat je niet meer zonder een bepaalde stof kunt.
het virus
een stofje dat een ziekte verspreidt zoals een griepvirus
de antistof
een stof die je lichaam maakt om te voorkomen dat een virus nog een keer je lichaam kan binnendringen.
het vaccin
een stof met dode of zwakke virussen. een vaccin wordt in je lichaam gespoten daardoor gaat je lichaam antistoffen aanmaken tegen het virus.
de insuline
een stof die je lichaam maakt om te voorkomen dat er teveel suiker in je bloed komt. als je suikerziekte hebt, krijg je insuline ingespoten.
zetpil
een pil die je niet inslikt maar die je in je poeperd duwt. Het geneesmiddel in de pil trekt door de darmwand in het in bloed
de transfusie
bloed van een donor geven aan iemand die extra bloed nodig heeft
bloeddonor
iemand die bloed geeft.