ne Flashcards

(48 cards)

1
Q

zet geen komma voor en en of

A

zinnen correct begrenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bovendien

A

opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zet achter een zin een punt het maakt niet uit of de zin een of meer mededelingen

A

zinnen correct begrenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zet een komma tussen twee persoonsvormen

A

zinnen correct begrenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

om te beginnen

A

opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

en

A

opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vervolgens

A

tijdsverloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nu

A

tijdsverloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ook

A

opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

achter een vraagzin een vraagteken

A

zinnen correct begrenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

daarna

A

tijdsverloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

naast

A

opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zet voor een voegwoord een komma

A

zinnen correct begrenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

tenslotte

A

opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

door

A

oorzaak gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verder

A

opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

omdat

A

rede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

eerst

A

tijdsverloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

nadat

A

tijdsverloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

later

21
Q

daardoor

A

oorzaak gevolg

22
Q

namelijk

23
Q

toch

A

tegenstelling

24
Q

want

25
doordat
oorzaak gevolg
26
bijvoorbeeld
voorbeeld
27
echter
tegenstelling
28
maar
tegenstelling
29
immers
rede
30
dus
conclusie samenvatting
31
zo
voorbeeld
32
zoals
voorbeeld
33
als
voorwaarde
34
als ... dan
voorwaarde
35
wanneer
voorwaarde
36
tenzij
voorwaarde
37
daarom
conclusie samenvatting
38
kortom
conclusie samenvatting
39
al met al
conclusie samenvatting
40
verwijzen kort enkelvoud mannelijk
deze die
41
verwijzen kort enkelvoud vrouwelijk
deze die
42
verwijzen kort enkelvoud onzijdig
dit dat
43
verwijzen kort meervoud
deze die
44
verwijzen enkelvoud bz vnw ps vnw mannelijk
hij hem zijn
45
verwijzen enkelvoud bz vnw ps vnw vrouwelijk
zij ze haar
46
verwijzen enkelvoud bz vnw ps vnw onzijdig
het zijn
47
meervoud mensen
zij ze hen hun
48
meervoud dieren dingen
ze hun