ned pw Flashcards

1
Q

belangen

A

aanzien, ernst, waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

semantisch

A

betekenisleer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het voortouw nemen

A

het initiatief nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

duurzaam

A

bedoelt om lang mee te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

daadkrachtig

A

krachtdadig, levenslustig actief, flink

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

genuanceerd

A

doordacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

manipuleren

A

misleiden, bedriegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bekrachtigen

A

goedkeuren, bevestigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

essentie

A

het meest belangrijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

opmars

A

groter/belangrijker worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stimuleren

A

aandrijven, aanmoedigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoog in het vaandel dragen

A

ergens veel belang aan hechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verifiëren / geverifieerd

A

controleren, nagaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

weloverwogen

A

bewust, vrijwillig, doelgericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beoogde

A

streven naar, tot doel hebben, voor ogen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

soelaas bieden

A

troost, hulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

emancipatie

A

gelijkheid, gelijke kansen/rechten

17
Q

gallicisme

A

de aandacht trekken op

17
Q

nagenoeg

A

praktisch, voor het overgrote deel, bijna

18
Q

boutade

A

geestigheid, grap

19
Q

tolerant

A

geduldig, verdraagzaam

20
Q

minimaliseren

A

verminderen, kleineren

21
Q

Inschatten / de inschatting

A

beoordelen, voorspellen

22
Q

optioneel

A

alternatief, niet verplicht

23
onderbouwen
bewijzen, aantonen
23
autoriteit
overheid, gezag, bestuur
24
pleiten voor
opkomen voor, voorstaan/spreken
24
staven
versterken, verzekeren, steunen
25
instituut
instelling, bureau, inrichting
26
doorsnee
gewoon, normaal, onopvallend
27
steevast
zowiezo, altijd, voortdurend, steeds, geregeld
28
voortkomen uit
afkomstig zijn van, stammen van
29
(de) parallel
overeenkomst, gelijkenis, overeenstemming
30
vertonen
tonen, getuigen van
31
pathetisch / pathetiek
veel gevoel, heel gevoelsgeladen
32
authenticiteit
geloofwaardig, betrouwbaar, echt
33
decadentie
overdreven, (onnodig te ver)
34
het motto
soort spreuk
35
contemplatief
beschouwelijk, overpeinzend, nadenkend
36
bombastisch
sterk overdreven
37
progressief
ontwikkeld, toenemend, gevorderd
38
conservatief