nederlands Flashcards
(20 cards)
1
Q
elitair
A
exclusief, bevoorrecht,uit de hoogte
2
Q
artistiek
A
kunstzinnig,creatief
3
Q
ca.
A
ongeveer
4
Q
duiden
A
uitleggen,toelichten
5
Q
klissen
A
aanhouden,arresteren
6
Q
een functie bekleden
A
een functie uitoefenen
7
Q
verstommen
A
afnemen,stil worden
8
Q
de gelederen sluiten
A
zich eensgezind opstellen
9
Q
in het duister tasten
A
niet weten wat te doen,ier niets over weten
10
Q
naar verluidt
A
volgens wat er gezegd wordt
11
Q
zich een hoedje schrikken
A
hard schrikken
12
Q
de commissie
A
een comité,een groep
13
Q
de biografie
A
een levensbeschrijving
14
Q
het motief
A
een patroon,een reden,drijfveer
15
Q
de luister
A
de schittering,,glans
16
Q
het script
A
een boek met tekst voor een toneelstuk,een film
17
Q
de aandoening
A
de kwaal,de ziekte
18
Q
onverschillig
A
ongeïntreseerd,koel
19
Q
genetisch
A
erfelijk
20
Q
verontwaardig
A
kwaad,beledigd
