nederlands frans Flashcards
(97 cards)
1
Q
Hallo, hoe gaat het?
A
Bonjour, ça va?
2
Q
Het gaat goed, en jij?
A
Ça va bien, et toi?
3
Q
Wat is dat?
A
C’est quoi?
4
Q
Dat is een hond.
A
C’est un chien.
5
Q
het strand
A
la plage
6
Q
de zee
A
la mer
7
Q
het probleem
A
le problème
8
Q
het bericht
A
le message
9
Q
het ding
A
le truc
10
Q
kijk
A
regarde
11
Q
helpen
A
aider
12
Q
wij zijn gek op
A
on adore
13
Q
bedankt
A
merci
14
Q
niets te danken
A
de rien
15
Q
vandaag
A
Aujourd’hui
16
Q
morgen
A
demain
17
Q
hier is, hier zijn
A
voilà
18
Q
dus
A
Donc
19
Q
misschien
A
peut-être
20
Q
veel
A
beaucoup
21
Q
in
A
dans
22
Q
iets
A
quelque chose
23
Q
mooi
A
beau
24
Q
super
A
super
25
Mijn nummer is 06-14 07 18 5.
Mon numéro, c'est le 06-14 07 18 5.
25
Wat is jouw telefoonnummer?
Quel est ton numéro de téléphone?
26
Ik ben 12 jaar.
Moi, j'ai 12 ans.
27
En jij, hoe oud ben jij?
Et toi, tu as quel âge?
28
de vader
le père
29
de moeder
la mère
30
de nicht
la cousine
31
de neef
le cousin
32
de oom
l'oncle m
33
de grootvader
le grand-père
34
de grootmoeder
la grand-mère
35
de tuin
le jardin
36
de foto
la photo
37
de muziek
la musique
38
de tekening
le dessin
39
de prijs
le prix
40
grappig
drôle
41
gek
fou
42
wij lachen
on rigole
43
vaak
souvent
44
met
avec
45
echt
vraiment
46
Heb je een broer?
Tu as un frère?
47
Ja, ik heb een broer, Romain.
Oui, j'ai un frère, Romain.
48
Hij is 13 jaar.
Il a 13 ans.
48
Hoe oud is hij?
Il a quel âge?
49
Tot later.
A plus.
50
Tot ziens.
Au revoir.
51
Frankrijk
la France
52
de vakantie
les vacances m/v
53
het zwembad
la piscine
54
een beetje
un peu
55
pas op
attention
56
ik ben
je suis
57
jij spreekt
tu parles
58
Frans
français
59
hoi
salut
60
hallo, goedendag
bonjour
61
klein
petit(e)
62
groot
grand(e)
63
oké
d'accord
64
maar
mais
65
voor
pour
66
en
et
67
goed
bien
68
ik vind (het) leuk
j'aime
69
wij spelen
on joue
70
ik woon
j'habite
71
Hoe heet jij?
Comment tu t'appelles?
72
Ik heet Roos.
Je m'appelle Roos.
73
Waar woon jij?
Tu habites où?
74
Ik woon in Zwolle.
J'habite à Zwolle.
75
de familie, het gezin
la famille
76
de broer
le frère
77
de hond
le chien
78
de zus
la sœur
79
de kat
le chat
80
de vis
le poisson
81
de dag
le jour
82
het meisje
la fille
83
de jongen
le garçon
84
de vriend
le copain
85
de tent
la tente
86
er is, er zijn
il y a
87
hier
ici
88
ook
aussi
89
waarom
pourquoi
90
dus
donc
91
wij blijven
on reste
92
het is
c'est
93
eet smakelijk
bon appétit
94
en jij?
et toi?
95
altijd
toujours