Nederlands hoofdstuk 5 + 6 Flashcards
1
Q
actualiseren
A
moderniseren
2
Q
analyseren
A
ontleden om inzicht te krijgen
3
Q
individualiseren
A
een persoonlijk karakter hebben
4
Q
isoleren
A
afzonderen, zorgen dat er weinig of geen contact is met de omgeving
5
Q
nasynchronyseren
A
de gesproken taal van een film opnieuw opnemen in een andere taal
6
Q
oxideren
A
verbinden met zuurstof, roesten
7
Q
profeteren
A
voorspellen
8
Q
prolongeren
A
de duur verlengen
9
Q
traumatiseren
A
ernstig geestelijk schokken
10
Q
adequaat
A
goed genoeg
11
Q
electoraal
A
in verband staan met verkiezingen
12
Q
frustratie
A
gevoel van teleurstelling
13
Q
marchanderen
A
onderhandelen
14
Q
magnaat
A
man die veel macht heeft omdat hij veel geld heeft
15
Q
militant
A
strijdvaardig