Nederlands par.6 Flashcards

(41 cards)

1
Q

Aanzwellen

A

Steeds luider klinken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het algoritme

A

De reeks instructies en stappen waarmee computersystemen werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De biometrie

A

De meting van eigenschappen van levende wezens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De cold case

A

Het onopgeloste misdrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De databank

A

De database, de verzameling samenhangende gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dateren

A

Van een datum voorzien, zodat je weet hoe oud het is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het delict

A

Het misdrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het devies

A

De leus, de korte, krachtige zin die precies je bedoeling uitdrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het dilemma

A

Het ingewikkelde, lastige vraagstuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De doorbraak

A

De beslissende ontdekking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Doorslaggevend

A

Bepalend, beslissend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ethisch

A

Moreel, te maken hebben met wat goed en slecht is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het evenement

A

De activiteit als een concert, een voorstelling enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Exceptioneel

A

Buitengewoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De expertise

A

De deskundige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Forensisch

A

Gerechtelijk, om strafrechtelijk onderzoek te ondersteunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Getuigen van

A

Herinneren aan

18
Q

Identificeren

19
Q

De identiteit

A

De persoonsgegevens, gegevens die zeggen wie je officieel bent

20
Q

De indicatie

A

De aanwijzing

21
Q

Intens

A

Zeer aandachtig

22
Q

Karakteristiek

A

Kenmerkend, typerend

23
Q

De lasso

A

Het touw met een lus, hier: de lijn om iets heen

24
Q

De limiet

A

De uiterste grens

25
Minuscuul
Zeer klein
26
De molecuul
Het kleinste deeltje van een stof dat nog de chemische eigenschap van die stof bezit
27
De objectiviteit
De onpartijdigheid, neutraliteit
28
De overheid
De organisatie als het rijk of de gemeente
29
Peulenschil
De kleinigheid
30
De Pixel
Het beeldpunt
31
Prijsgeven
Bekendmaken, onthullen
32
De privacy
Het privéleven, het recht om zaken voor jezelf te houden
33
Registreren
Opmerken, zien
34
Specifiek
Bepaald, kenmerkend
35
Staat of valt met
Is afhankelijk van
36
De suggestie
Het voorstel
37
Temporiseren
Vertragen, afremmen
38
Triomfantelijk
Trots als een overwinnaar
39
Uitontwikkeld
Helemaal ontwikkeld (zodat er niets meer te onderzoeken is)
40
Het visum
De vergunning om naar of door een land te reizen of er te verblijven
41
Een zwak hebben voor
Een voorliefde hebben voor