nederlands spreekwoorden Flashcards

(39 cards)

1
Q

De wond van een zwaard kan worden
geheeld, de wond van woorden niet.

A

De schade die woorden toebrengen, heelt nooit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

boter op zijn hoofd hebben

A

schuldig zijn, zelf ook fouten maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het regent pijpenstelen.

A

Het regent erg hard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de wind in de zeilen hebben

A

veel geluk, voorspoed hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nu breekt mijn klomp.

A

sprakeloos zijn door verbazing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een appeltje voor de dorst

A

iets wat je opzijlegt voor later

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Er schuilt een addertje onder het gras.

A

Het lijkt mooi, maar er zit een gevaar achter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

werken als een paard

A

heel hard werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onkruid vergaat niet.

A

Het slechte is moeilijk uit te roeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

spelen met vuur

A

gevaarlijke dingen doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een open deur

A

iets dat toch al overduidelijk of vanzelfsprekend
is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

met hart en ziel

A

met alle kracht en liefde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

als kers op de taart

A

het detail dat het geheel perfect maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de bloemetjes buitenzetten

A

flink feestvieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

iemand in de bloemetjes zetten

A

iemand huldigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het rijk alleen hebben

A

door niemand gehinderd worden

17
Q

Waar het hart van vol is, loopt de mond
van over.

A

Iemand is dermate enthousiast over iets dat hij
er steeds over praat.

18
Q

Honger maakt rauwe bonen zoet.

A

Wanneer iemand echt honger heeft, kan die
dingen eten die die normaal niet lust.

19
Q

een koekje van eigen deeg

A

een vervelende behandeling als reactie op net zo
vervelend gedrag

20
Q

Wie een put graaft voor een ander, valt er
zelf in.

A

Je wordt zelf ook slachtoffer als je een ander
probeert te bedriegen.

21
Q

twee handen op een buik

A

twee personen die goed overweg kunnen

22
Q

naast zijn schoenen lopen

A

veel te trots zijn op iets

23
Q

Blaffende honden bijten niet.

A

Mensen die flink tekeergaan, doen niet zo gauw
kwaad.

24
Q

zijn steentje bijdragen

A

een bijdrage leveren

25
als een lopend vuurtje
gauw door de hele gemeenschap doorverteld
26
iemand een hart onder de riem steken
iemand moed inspreken
27
De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.
De een verwijt de ander iets wat voor beiden evenzeer geldt.
28
iemand zwartmaken
lelijke dingen over iemand vertellen
29
advocaat van de duivel spelen
opzettelijk het standpunt van je tegenstander bepleiten om iets te bereiken
30
een harde/zwarde dobber aan iets hebben
er veel moeite mee hebben
31
een ongelikte beer
een onbeschofte, ongemanierde man
32
op de fles gaan
failliet gaan
33
Goede wijn behoeft geen krans.
Goede producten hebben geen reclame nodig, hoef je niet aan te prijzen.
34
iets in een nieuw jasje steken
het uiterlijk van iets of iemand vernieuwen
35
iets wikken en wegen
alle voor- en nadelen bekijken en afwegen
36
witwassen
iets illegaals legaliseren
37
zich laten vangen
zich laten foppen, bedotten
38
niet door de beugel kunnen
iets wat ontoelaatbaar is, verkeerde praktijken
39
met de gebakken peren zitten
ergens voor moeten opdraaien, in moeilijkheden zitten