nederlands taak Flashcards

(29 cards)

1
Q

voorbereiding

A

is iets wat je klaar legt voor het gene dat je daarna zal doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

studietip

A

een tip die je zal helpen bij het studeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

schermafdruk

A

is een screenshot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gebod

A

is een bevel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verbod

A

iets wat verboden is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bijsluiter

A

een handleiding bij een product of iets anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een uit de duizend

A

iets waarvan maar een iets is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

koers zetten naar

A

ergens naar toe gaan in een bepaalde richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

in de gaten houden

A

op iets waken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een duwtje in de rug

A

een klein beetje helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uit de hoed toveren

A

op het moment zelf verzinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

op poten zetten

A

iets organiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de handen in elkaar slaan

A

samenwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kampen met

A

ergens mee leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een pluim geven/krijgen

A

een compliment geven/krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

uit de hand lopen

A

dat iets slecht eindigt

17
Q

een hekel hebben aan

A

iets echt niet leuk vinden

18
Q

een openbare plaats

A

een plaats waar iedereen kan komen

19
Q

overleggen

A

iets bespreken

20
Q

zich registreren

A

je gegevens geven

21
Q

accepteren

A

met iets akoord gaan

22
Q

beoordelen

A

een mening geven over iets of iemand

23
Q

spieken

A

het antwoord van iets overschrijven.

24
Q

raadplegen

A

iets of iemand gebruiken om informatie te vinden

25
stiekem
iets doen dat niet mag zonder dat iemand het weet
26
inventief
iemand die veel ideeën heeft
27
pienter
slim
28
hartverwarmend
warme gevoelens of emoties
29
nauwkeurig
netjes