Nederlands woordenlijst en betekenis Flashcards
(52 cards)
Aantonen
Laten zien dat iets zo is, bewijzen.
Ambitieus
Graag hogerop of verder komen, als je veel wilt bereiken.
Zich bekommeren om
Zich zorgen maken om.
Iets bevestigen
Zeggen dat het klopt.
Het knaagt
Het laat je niet met rust, het blijft je maar pijn doen.
Vele maken
Heel wat, veel keer.
Nonchalant
Achteloos, onverschillig
De reputatie
Goede of slechte naam hebben van iets of iemand.
Resterend
Overblijvend
Veelbelovend
Gezegd van iets waarvan je veel verwacht.
Vol vuur
Vol enthousiasme
De wijze
De manier
Bewust
Gezegd van iets waarvan je heel goed weet dat je het doet.
Amateur
- Iemand die op een onhandige manier met iets bezig is waar hij weinig verstand van heeft. 2. Iemand die iets voor zijn plezier doet en niet voor zijn werk.
Het aanbod
Alle producten die bijv. een winkel of een firma aanbiedt.
Aantrekkelijk
Verleidelijk, aanlokkelijk
Abrupt
Heel plotseling.
Het assortiment
Alle verschillende soorten artikelen die in een winkel te koop zijn, de keuze.
Gevarieerd
Afwisselend.
Het groentebed
Een stuk grond waar je groenten verbouwt, miniakker.
Hectisch
Heel erg druk en rommelig.
De herkomst
Waar iets of iemand vandaan komt.
Isoleren
Afzonderen, afsluiten van de omgeving
Medisch
Te maken met de geneeskunde