neurologie toetsvragen Flashcards

(272 cards)

1
Q

waar vind je broca

A

in de motorische cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar past een hoge waarde van leucocyten in een lumbaalpunctie bij

A

bacteriele meningitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke klachten krijg je bij een eerste motorneuron stoornis

A

parese
hypertonie
hyperreflexie
buikhuidreflex die afwezig is
babinski voetzoolreflex
normale spiermassa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke klachten heb je bij een tweede motorneuron stoornis

A

parese
hypotonie
hyporeflexie
aanwezige buikhuidreflex
plantairflexie
forse atrofie spiermassa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welk metaboliet is het meest belangrijk om een echte bloeding te onderscheiden van een traumatische LP

A

bilirubine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat kan wijzen op overmatig alcoholgebruik in het CSF

A

asialo transferinne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke hersenzenuwen komen uit het mesencephalon

A

N. III en N. IV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke hersenzenuwen komen uit het pons

A

N. V, N. VI, N. VII en N. VIII

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke hersenzenuwen komen uit de medulla oblongata

A

N. IX, N. X, N. XI en N. XII

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

via welke hersenstructuur gaat de corneareflex

A

via N. V en VII dus het pons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

via welke hersenstructuur gaat de pupilreactie

A

N. II en N. III dus via mesencepahlon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

via welke hersenstructuur gaat de oculocephaal reflex

A

N. VIII, N. VI en N.III dus pons en medulla oblongata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

via welke hersenstructuur gaat de hoestreflex

A

N. X en N.XII dus medulla oblongata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

messteek orbita rechts, volledig blind en gestoorde oogbewegingen, hoe zit en de directe en indirecte pupilreflex

A

direct: rechts aangedaan
indirect: links en rechts aangedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bij welke ziekte past chorea

A

huntington

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe behandel je agitatie bij alcoholabusus

A

benzodiazepine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat mag je niet geven bij een wernicke encephalopathie

A

glucose, pas geven nadat je thiamine hebt gegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke hersenzenuw doet de smaak van de tong

A

N. facialis (N. VIII) eerste 2/3 van de tong
N. glossopharyngeus (N.IX) achterste 1/3 tong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke zenuw doet opponeren duim

A

n. medianus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

welke zenuw doet het spreiden van de vingers

A

n. ulnaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

EMV score

A

Eyes
1. niet
2. pijnprikkel
3. aanspreken
4. spontaan
Motorisch
1. geen reactie
2. strekt
3. buigt
4. terug trekken
5. lokaliseert
6. opdrachten
Verbaal
1. geen
2. geluiden
3. woorden
4. zinnen, verward
5. normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

thv welk wervellichaam zit de navel

A

TH10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

thv welk wervellichaam zit de tepel

A

TH4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

thv welk wervellichaam zit de knie

A

L4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
thv welk wervellichaam zit het onderbeen
L5
26
thv welk wervellichaam zit de kuit
S1
27
thv welk wervellichaam zit de duim
C6
28
verticaal dubbelzien naar rechtsonder, bij afdekken rechter oog valt bovenste beeld weg. Welke spier is aangedaan als het rechter oog het probleem is en welke als het linker oog het probleem is
rechteroogprobleem: m. rectus inferior (trekt naar slaap en beneden) linker: m. obliquus superior (richting neus en beneden) ezelsbrug = uitgevallen spier trekt aan het beeld
29
bij uitval van welke zenuw past het beeld dat de pt dubbelzien probeert te corrigeren door het hoofd gekanteld te houden
n. trochlearis
30
behandeling bacteriele meningitis
dexamethason amoxi cefta
31
behandeling encephalitis
aciclovir IV
32
welke zenuw zorgt voor sensibiliteit naast het oor
n. trigeminus via de ramus mandibularis
33
Pt heeft een radiculair syndroom op L5, als dit veroorzaakt wordt door een paramediane discusherniatie op welk niveau moet dit dan zitten
L4-L5
34
Pt heeft een radiculair syndroom op L5, als dit veroorzaakt wordt door een laterale discusherniatie op welk niveau moet dit dan zitten
L5-s1
35
hoe lang duren aanvallen bij clusterhoofdpijn
15-180 min
36
bij welke aandoening met hoofdpijn zie je ipsilaterale autonome verschijnselen
clusterhoofdpijn
37
behandeling clusterhoofdpijn
hyperbaar zuurstof of sumatriptan subcutaan
38
waar lokaliseert MS zich
in het CZS, op de myeline
39
hoe noem je halfzijdige verlamming na een epileptische aanval
todds parese
40
Met welke ziekte is LEMS geassocieerd
longcarcinoom (SCLC)
41
een pt is gestoken met een mes in zijn rug thv T10, er is halfzijdige uitval van het myelum met een paralyse aan het rechterbeen. WElke sensibiliteitsuitval past hierbij
uitval bewegingszin rechts en pijnzin links
42
Wat is het gevolg van een laesie aan het myelum
ipsilateraal (aan dezelfde kant) krachtverlies, hyperreflexie en verminderde gnostische sensibiliteit contralateraal verminderde pijnsensatie (vitaal)
43
wat is de meest voorkomende benigne intracraniele tumor
intracranieel meningeoom
44
waar gaat een menigeoom vanuit
dura matter
45
Meest voorkomende kwadaardige hersentumor
glioom
46
welke deliermedicatie is gecontraindiceerd bij parkison
haloperidol
47
welke twee arterieen verbinden de a. communicans posterior
ACP en carotis interna
48
waardoor wordt bij ouderen een bloeding bij de basale kernen meestal veroorzaakt
langdurige hypertensie
49
trias symptomen wernicke encefalopathie
ataxie oogbewegingsstoornissen verminderd bewustzijn
50
een looppatroon met een breed gangspoor en onregelmatig ritme kan passen bij
cerebellaire ataxie
51
een pt presenteert zich met sinds twee weken bestaande duizeligheidsaanvallen van ongeveer een halve minuut, welk ontstaan bij bewegingen van het hoofd. Geen gehoroverlies. Welke diagnose
BPPD
52
PT welk vanacht wakker is geworden met hevige pijn achter het linker oog waarbij hij niet slit kon blijven liggen. Oog nat en tranend, na 60 min hield het op. Diagnose?
clusterhoofdpijn
53
waar kruist het eerste motor neuron van het motorische systeem
alles: medulla oblongata behalve gezicht: pons
54
Bells palsy
n. facialis probleem
55
hoe kan je een perifeer en een centraal probleem van de motoriek van het gezicht van elkaar onderscheiden
centraal: oog kan sluiten perifeer: oog kan niet meer sluiten.
56
Waar bevindt de gnostische streng zich in het ruggenmerg
achterstreng (fasiculus cuneatis/graillis)
57
waar kruist gnostisch over
in de medulla oblongata
58
waar kruist vitaal over
spinaal
59
waar bevindt de vitale streng zich in het ruggenmerg
voorstreng
60
Oranje = achterstreng (gnostisch) blauw = voorstreng (vitaal) groen = piramidebaan (motorisch)
61
Brown sequard syndroom
een helft van het ruggenmerg is uitgevallen. Hierdoor krijg je: M: ipsilaterale uitval v: contralaterale uitval G: ipsilaterale uitval
62
waarvan krijg je uitval bij een a. spinalis posterior bloeding
gnostisch
63
waarvan krijg je utival bij een a. spinalis anterior
pyramidebaan en vitaal
64
wat doet het gnostische systeem
fijne tast vibratie proprioceptie
65
wat doet het vitale systeem
grove tast pijn temperatuurszin
66
Meyersloop
deel van de visuele zenuwbanen dat naar temporaal loopt
67
Barumsloop
deel van de visuele zenuwbanen dat naar parietaal loopt
68
69
wat voor uitval krijg je bij n laesie van de n. opticus
monoculaire uitval
70
wat voor uitval krijg je bij een laesie van het chiasma opticum
voleldig: uitval beide ogen geheel mediane deel: bitemporale hemianopsie (hypofyse tumor)
71
wat voor uitval krijg je bij een laesie van de tractus opticus
homonieme hemianopsie
72
wat voor uitval krijg je bij een laesie van de radiatio optica
kwadrantanopsie
73
wat voor uitval krijg je bij een laesie van de visuele schors
homonieme hemianopsie
74
welke drie structuren zijn van belang voor wakker zijn
formatio reticulris (loopt van medulla oblongata tot mesencephalon) de cortex verbindende banen tussen hersenstam en cortex
75
infratenoriele laesie
beschadigde formatio reticularis
76
supratentoriele laesie
verschoven hersencortex
77
Wanneer kan je hersenstamdood vaststellen
onherstelbare structurele beschadiging uitgesloten onderkoeling, intox, metabole stoornis gevonden oorzaak
78
welke dingen test je bij het LO voor vaststellen hersendood
pijnprikkels hersenstamreflexen lichtstijfheid pupillen cornea, oculocefale, oculovestibulaire, hoest reflex spontane ademhaling
79
waar gebruik je een blanko CT hersenen voor
traumatische intracraniele bloedingen en ossaal letsel afbeelden
80
Welke drie vliezen omvatten de hersenen
Pia matter (binnen) arachnoid matter dura matter (buiten)
81
epidurale ruimte
tussen bot en dura in
82
subdurale ruimte
tussen dura en arachnoid in
83
subarachnoidale ruimte
tussen arachnoid en pia in
84
epiduraal hematoom
in de epidurale ruimte, vaak arteriele bloeding en lensvormig uit de a. meningea media
85
subduraal hematoom
in de subdurale ruimte, vaak veneus en halvemaanvormig indien chronisch dan donkerder van kleur, acuut dan wat witter.
86
subarachnoidaal hematoom
in de arahcnoidale ruimte, wijdverspreid. Vaak trauma of aneurysma. Meestal a. cerebri anterior aangedaan
87
op welke hoogte gebeurd een lumbaalpunctie
L3-L4 of L4-L5
88
verschil tussen een herseninfarct en een TIA
tia <24 uur verschijnselen herseninfarct >24 uur
89
contra indicaties voor IV trombolyse
stolling: gebruik antistolling, lage trombos of stollingsstoornis tijd >4.5-9 uur kliniek: gewoon een andere oorzaak dan trombose
90
behandeling herseninfarct
IV trombolyse of trombectomie
91
behandeling hersenbloeding
couperen antistolling, craniotomie, IV drain
92
behandeling SAB
nimodipine, coiling/clipping
93
secundaire preventie herseninfarct
trombocytenaggregatieremmer antistolling statine
94
motorische gebied L4
quadriceps; kniebuigingen, KPR verlaagd
95
motorische gebied L5
voetheffers, hakken lopen kan niet, geen reflex verlaagd
96
motorisch gebied S1
kuiten, tenen lopen kan niet, APR verlaagd.
97
rode vlag maligniteit pijn in de rug
>50, continue pijn welk niet afhankelijk van houding, malaise, gewichtsverlies, verhoogd BSE
98
rode vlag osteoporotische wervelfractuur
>60, vrouw, corticosteroidgebruik
99
rode vlak spondylodiscitis
koorts, verhoogde infectieparameters, recente rugoperatie of drugsgebruik
100
rode vlak radiculair syndroom
pijn in het been, beenpijn veel erger dan rugpijn
101
motorisch gebied C6
pijn tot in de duim, BPR verlaagd
102
motorisch gebied C7
pijn tot in middelste vinger, TPR verlaagd
103
motorisch gebied C8
tot in pink
104
langebaansverschijnelen rode vlaggen
als cervicaal probleem het myelum bekneld. urge klachten (mictiestoornis) moeite met lopen zandgevoel in de ahnden teken van Lhermitte: elektrisch gevoel langs de rug bij beweging nek levendige reflexen en babinski
105
n. medianus
predikershandje bij uitval buigt alle vingers en de pols, opponeert duim en proneert arm. Gevoel van duim en 2 vingers ernaast.
106
n. Radialis
dropping hand kan bij midschaftfractuur van de humerus zo zijn
107
n. ulnaris
kaluwhandje
108
welke functie van de n. medialis is gestoord bij carpaletunnelsyndroom
opponeren van de duim
109
welke hersenzenuwen worden dubbel geinnerveerd
9-10-11
110
tractus corticospinalis
= piramidesysteem
111
aan welke kant leidt cerebellumschade tot afwijkingen
ipsilaterale zijde
112
welke structuren zijn onderdeel van de basale kernen
nucleus caudatus putamen globus pallidus substantia nigra nucleus subthalamicus
113
APR
S1 de n. tibilias
114
KPR
L4 de n. femoralis
115
BPR
C5-6, n. musculocutaneus
116
TPR
C7 n. radialis
117
eerste hersenzenuw
n. olfactorius reuk
118
tweede hersenzenuw
n. opticus, zien
119
derde hersenzenuw
n. oculomotorius, oogbewegingen en optrekken bovenste ooglid
120
vierde hersenzenuw
n. trochlearis, oogbewegingen (OS)
121
vijfde hersenzenuw
n. trigeminus, gevoel in het gelaat
122
zesde hersenzeuw
n. abducens oogbewegingen
123
zevende hersenzenuw
n. facialis, oog dichtknijpen, gezichtsspieren
124
achtste hersenzenuw
n. vestibulochoclearis, gehoor en evenwicht
125
negende hersenzenuw
n. glossopharyngeus, slikken spreken en stem
126
tiende hersenzenuw
n. vagus, slikken, spreken en stemgeving
127
elfde hersenzenuw
n. accesorius, draaien hoofd en ophalen schouders
128
twaalfde hersenzenuw
n. hypoglossus, beweging tong, spreken en slikken
129
tak V1 van n. trigeminus
ramus opthalmicus, sensibiliteit voorhoofd, oog en bovenste deel van de neus
130
tak V2 van de n. trigeminus
ramus maxillaris, sensibiliteit van de bovenkaak
131
tak V3 van de n. trigeminus
ramus mandibularis, sensibiliteit onderkaak
132
in welke categorieen kun je een beroerte opdelen
ischemisch (85%): herseninfarct, tia, trombose hemorrhagisch: SAB, hersenbloeding
133
penumbra
gebied rondom infarct wat in eerste instantie nog gered kan worden
134
ALS (amyotrofische lateraalsclerose)
degeneratieve aandoening van 1e en 2e MNen. symptomen: spierzwakte, atrofie en fasculaties, hyperreflexie, vermindering cognitief functioneren, dwang lachen en huilen.
135
myasthenia gravis (MG)
probleem zit bij het post-synaptische membraan van de neuromusculaire overgang. hierbij het je AChR antistoffen. klinisch: wisseling van klachten, vaak erger na inspanning, vaak van boven naar beneden
136
Guillan barre syndroom
acute inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie. Vaak vooraf een infectie. Begint in bovenarmen en bovenbenen, breidt zich dan uit.
137
klapvoet
zwakte voetheffers; door parese van n. peroneus (L5)
138
hanentred
door paralyse n. peroneus (L5)
139
Syndroom van Lamber Eaton (LEMS)
pre-synaptisch defect. Gaat vaak van onder naar boven en kan ook autonome stoornissen geven (droge mond, droge ogen etc).
140
Duchenne
mutatie in dystrofie gen op X chromosoom. X gebonden dus. klinisch: waggelgang bij jongens van 18 maanden oud, hulp nodig bij opstaan.
141
door welke hersenstructuur wordt de ademhaling geregeld
pons
142
Werking anti-epileptica
natriumkanalen remmen en GABA signaal stimuleren.
143
carbamazapine
anti-epileptica
144
fenytoine
anti-epileptica
145
valproinezuur
anti-epileptica
146
lamotragine
anti-epileptica
147
oorzaak epileptie op celniveau
teveel activatie natriumkanalen teveel inhibitie GABA
148
bijwerkingen anti-epileptica
onderdrukken CZS activiteit; sufheid, slaperigheid, concentratievermindering en coordinatiestoornissen
149
noem een nadeel van vaproinezuur
teratogenese; gevaarlijk bij zwangerschap
150
werkingsmechanisme benzodiazepines
stimulatie GABA receptoren
151
diazepam
benzo
152
oxazepam
benzo
153
temazepam
benzo
154
welke benzo is afhankelijk van CYP3A4
diazepam
155
tegen welke bacteriele verwekkers van meningitis zijn vaccins opgenomen in het rijksvaccinatieprogramma
haemophilis influenzae type B streptococcus pneumoniae
156
op welke leeftijd wordt volgens het rijksvaccinatieprogramma het vaccin tegen pneumokokken gegeven
2, 4 en 11 maanden
157
meest voorkomende verwekker van virale meningitis
enterovirus
158
Leg de MRC graden uit
159
Trias bij Wernicke encefhalopathie
encefalopathie + opththalmoplegie + atactisch looppatroon.
160
welk vitamine tekort veroorzaakt Wernicke encefhalopathie
B1
161
behandeling bij verdenking meningitis
dexa, amoxi en ceftria
162
waar vind je het RAS systeem
reticulaire formatie, gevonden in het pons, verantwoordelijk voor bewustzijn
163
in welke volgorde gaan auras bij migraine vaak
visus, sensibel, spraak, motorisch. Elke mag max 1 uur duren
164
dysarthrie
spraakstoornis
165
afasie
taalstoornis
166
welke hoofdpijn ziekte gaat gepaard met ipsilaterale autonome verschijnselen
cluster hoofdpijn
167
hoe lang duurt een aanval van migraine (de hoofdpijn)
4-72 uur
168
absence epilepsie
enkel op jonge leeftijd, kortdurend momenten niet aanwezig
169
indeling epilepsie
170
status epileptiscus
indien er een tonisch clonische aanval is die langer dan 5 min duurt
171
behandeling status epilepticus
benzos
172
ataxie
coordinatiestoornis, cerebellum dus vaak. Kijken met top neus proef of top top proef
173
parkison
hypokinetische bewegingsstoornis, decrement, opstartproblemen, kleine stapjes, mindere armswing en tremoren hand
174
bradykinesie
traagheid van de beweging met decrement
175
hypokinesie
te weinig beweging
176
myoclonie
onwillekeurige, plotse kortdurende schokken (bijv. bij inslappen) kunne positief of negatief zijn.
177
chorea
continue flow van onwillekeurige plotse onvoorspelbare niet ritmise spiercontracties.
178
tics
plotste schokkerige bewegingen met steroetiep patroon, voorafgegaan door een urge
179
dystonie
intermitterde of aanhoudende spiercontractie die de aanleiding geeft tot abnormale vaak repittetieve bewegingen of houdingen. Hebben een vast patroon
180
tremor
onwillekeurige ritmische of sinusoide beweging van een lichaamsdeel
181
vanaf wanneer kunnen kinderen grijpen
3 mnd
182
vanaf wanneer kunnen kinderen omrollen
5 mnd
183
vanaf wanneer kunnen kinderen tijgeren
7 mnd
184
vanaf wanneer kunnen kinderen zitten
8 mnd
185
vanaf wanneer kunnen kinderen kruipen
8 mnd
186
vanaf wanneer kunnen kinderen optrekken
10 mnd
187
vanaf wanneer kunnen kinderen loslopen
14 mnd
188
vanaf wanneer kunnen kinderen pincetgreep
12 mnd
189
vanaf wanneer kunnen kinderen met lepeltje eten
18 mnd
190
vanaf wanneer kunnen kinderen lijnen natekenen
3 jaar
191
vanaf wanneer kunnen kinderen knoopjes dichtdoen
4 jaar
192
vanaf wanneer kunnen kinderen veters strikken
5 jaar
193
vanaf wanneer kunnen kinderen eerste woordjes zeggen
11 mnd tot 18 mnd
194
wanneer abnormaal praten
indien op leeftijd van 2 jaar <20 woordjes gezegd kunnen worden
195
vanaf wanneer kunnen kinderen terug lachen
6 wkn
196
vanaf wanneer kunnen kinderen dag zwaaien
1 jaar
197
vanaf wanneer kunnen kinderen 6 lichaamsdelen benoemen
2 jaar
198
welke 5 domeinen zijn er in de kinderneurologie
grove motoriek fijne motoriek cognitie spraaktaalontwikkeling communicatie, sociale ontwikkeling.
199
vanaf wanneer kunnen kinderen zindelijk zijn
2.5 tot 3 jaar
200
wanneer zie je ongekruist dubbel
abducens letsel
201
wanneer zie je gekruist dubbel
oculomotorius of trochlearis letsel
202
bradyfrenie
traag denken
203
afasie
probleem met spreken en begrijpen van taal
204
agnosie
dingen herkennen maar niet kunnen begrijpen wat het is bijv. kam niet snappen
205
ataxie
ongecoordineerd
206
allodynie
dingen ervaren als pijnlijk die niet pijnlijk zijn
207
hypesthesie
verminderde gevoeligheid
208
corpus striatum
nucleaus caudatus en putamen
209
waar past een looppatroon met een breed gangspoor en onregelmatig ritme bij
cerebellaire ataxie
210
Een vrouw van 45 jaar komt op uw spreekuur in verband met hoofdpijn klachten. Ze heeft nu al 2 jaar af en aan periodes met aanvallen van heftige, scherpe pijn achter het linkeroog. Tijdens zo'n aanval is haar oog rood en tranend en haar man vindt dat haar linkeroog kleiner lijkt. Ze kan niet stil blijven zitten en wil het liefst rondlopen. Een aanval duurt gemiddeld 10 minuten en ze heeft deze aanvallen 5-10x per dag. Eerdere behandeling met verapamil heeft niets geholpen. Welk profylaxe zou u nu starten bij deze patient?
indomethacine
211
waar vind je de primaire somatomotorische cortex
gyrus precentralis
212
waar vind je de primaire sensibele cortex
gyrus postcentralis
213
waar is de sensibele homonuculis gelokaliseerd
in de gyrus postcentralis
214
Bij een verticale blikparese omhoog op basis van een hydrocephalus, verwacht je compressie van het?
mesencephalon
215
uit welke drie symptomen bestaat het syndroom van horner
ptosis myosis anhydrosis
216
wat zijn de contra indicaties voor een LP
- ruimte innemende laesie in de hersenen of ruggenmerg - verhoogde bloedingsneiging - infectie van de HUID papiloedeem kan duiden op verhoogde intra-craniele druk.
217
welke reflex verdwijnt het eerst bij een dalend bewustzijn als gevolg van inklemming vanuit supratentorieel
pupil reflex
218
verminderde achillespeesreflex door compressie van de bijbehorende ruggenmergwortel, van welke spiergroep verwacht je een parese
hamstrings
219
wat ligt direct mediaal van het capsula externa
putamen
220
waar wijst het symptoom van l' hermitte op
een ruggenmerglaesie
221
eerste keus bij behandelen van een absences
valproinezuur
222
pijn in de rug welk uitstraalt naar de achterkant van het bovenveen. Tintelingen in de kleine teen. Aan welke spiergroep verwacht je verminderde kracht
voetbuigers
223
de snelle fase van de nystagmus is de...
correctie fase
224
wanneer is een omgekeerde laseque postief
bij radiculairsyndroom L3-L4
225
CT met contrast laat een ringvormig aankleurende intraperenchymnateuze afwijking zien met hypodens oedeem. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose
hersenabces
226
pt op SEH met hoofdpijn. Kan niet op linkerbeen staan en linker voet bewegen gaat moeilijker. in welk stroomgebied verwacht je afwijking
a. cerebri anterior rechts
227
het syndroom van wernicke wordt veroorzaakt door een tekort aan ...
thiamine
228
een patient heeft dagelijks hoofdpijn. De patient kan niet werken. Hij heeft slechte en betere dagen. De patient gebruikt geen medicatie. Hij heeft geen fotofobie, geen misselijkheid en moet niet overgeven. De klachten zijn nu zes maanden aanwezig. Wat is de diagnose
chronisch dagelijkse hoofdpijn
229
waar ligt het probleem bij een gedissocieerde sensibiliteitsstoornis
het myelum
230
tot welk niveau loopt het ruggenmerg door
L1
231
welk symptoom past het minst bij guillan barre syndroom a) paresthesieen beginnend distaal in de extremiteiten b) slikklachten en dysarthrische spraak c) distaal beginnende motorische zwakte in de extremiteiten d) areflexie
C
232
welke structuur is niet betrokken bij het in stand houden van het bewustzijn a. formatio retiucalirs b. thalamus c. polymodale cortex d. capsula interna
capsula interna
233
wat is de eerste keus profylactische behandeling van trigeminus neuralgie
carbamazepine
234
wat voor uitval verwacht je bij een ventraal linkszijdig letsel van het mesencefalon
hemiparese rechts uitval n. occulomotorius links
235
hoe verloopt de liquorcirculatie in de hersenen
zijventrikels monroi derde ventrikel sylvii vierde ventrikel
236
hoe behandel je paroxismale hemicrania
indometacine
237
Wat moet je doen bij een SAB >14 uur
LP om oude bloeddeeltjes aan te tonen
238
waar vind je de vitale banen
voorzijstreng
239
wat is vaak de eerste klacht van MS
problemen met zien
240
wat is het syndroom van west
epileptische insulten
241
welke uitval heeft iemand met een uncuscompressie als eerst
corneareflex
242
hoeveel leukos zijn per ery geaccepteerd in een LP
1 leuko per 700-1000 erys is waarschijnlijk traumatische punctie
243
welke hersenzenuwen doen de smaak van de tong
n. facialis voorste 2/3 tong n. glossopharyngeus (9) achterste 1/3 tong
244
welke zenuw doet opponeren van de duim
n. medianus
245
welke zenuw doet het spreiden van de vingers
n. ulnarias
246
dwarslaesie vanaf navel, welk wervellichaam is aangedaan
TH10
247
welke spier is verzwakt bij een L4 probleem
quadriceps, knie niet meer strekken KPR
248
welke spier is verzwakt bij een L5 probleem
voetheffers, hakken lopen geen reflex verlaagd
249
welke spier is verzwakt bij een S1 probleem
kuiten, tenen lopen APR
250
behandeling HSV encephalitis
aciclovir
251
welke zenuw doet de sensibiliteit naast het oor
n. mandibularis (N3 van de trigeminus)
252
radiculair syndroom L5 als je een paramediane discusherniatie hebt op welk niveau zit deze
L4-L5
253
radiculair syndroom L5, als je een paralaterale discusherniatie hebt op welk niveau zit deze
L5-S1
254
onderhoudsmedicataie van clusterhoofdpijn
verapamil
255
waar lokaliseert MS
centrale zenuwstelsel
256
hoe noem je een halfzijdige parese na een epileptische aanval
todds parese
257
met welke ziekte is LEMS geassocieerd
longcarcinoom
258
epiduraal hematoom
259
subarachnoidaal
260
acuut subduraal
261
acuut subduraal
262
chronisch subduraal (hypodens, donkerder)
263
DAI
diffuse axonale injury; op level van de grijs-witte stof junctie bij hoog energetisch trauma. Beste zichtbaar op een MRI
264
waar kan een insular ribbon sign op wijzen
een ACM infarct
265
meningitis verwekker is niet meldingsplichtig
enterovirus
266
meest voorkomende bacteriele verwekker van meningitis
streptococcus pneumoniae
267
bijwerkingen van anti-epileptica
slaperigheid sufheid concentratievermindering coordinatiestoornissen
268
welke twee medicaties induceren CYP enzymen
carbamazepine en fenytoine induceren CYP2C9 en CYP3A4 hierdoor is er snellere afbraak van medicatie (lagere plasmaspiegels) en dus een slechtere werking
269
welke medicatie mag je niet gelijktijdig met carbamazapine nemen
ciprofloxacine
270
wat zijn de risicos van het langetermijn gebruik van benzos
tolerantie afhankelijkheid rebound fenomeen
271
bij wat voor infecties zal het lactaat verhoogd zijn
bacteriele
272