Niveau 1 Flashcards
(34 cards)
De telefoon
Le téléphone
(een telefoon) met toetsen
à touches
het toetsenbord
le clavier
de hoorn
le combiné
de draadloze telefoon
le téléphone sans fil
de gsm
le gsm / portable
een telefoongesprek
une conversation téléphonique
het telefoonboek
l’annuaire du téléphone
de gouden gids
le guide jaune / les pages jaunes
het rinkelen (van de telefoon)
le sonnerie (du téléphone)
een telefonische oproep
un appel téléphonique
een telefonische boodschap
un message téléphoné
een telefonist(e)
un(e) téléphoniqte / standardiste
een abonnee
un abonné du téléphone
een gesprekspartner
un interlocuteur
een antwoordapparaat
un répondeur automatique
de voice mail
la boîte vocal
de telefoonaansluiting
le branchement du téléphone
het (telefoon) abonnementsgeld
les redevances téléphoniques
het telefoontarief
le tarif téléphonique
het betalen van de communicatietarieven
le paiement du tarifs des communications
de telefooncentrale (in bedrijven)
le standard téléphonique
het telefoonnet
le réseau téléphonique
afhaken / opnemen
décrocher