Oefenvragen eiwitsynthese Flashcards

(40 cards)

1
Q

Transcriptie vindt plaats in ..1.., en translatie vindt plaats in ..2..

A

1 = de celkern en 2 = het cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij het begrip “Secundaire structuur van een eiwit” hoort de uitleg: “Lokale vouwing van eiwitten die ontstaat door waterstofbruggen” –> Juist of onjuist?

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij het begrip “Golgi-systeem” hoort de uitleg: “Plek in de cel waar eiwitten worden afgebroken.” –> Juist of onjuist?

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tRNA moleculen zijn RNA-moleculen die aminozuren naar de ribosomen brengen tijdens de eiwitsynthese. –> Juist of onjuist?

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke uitleg past bij het begrip anticodon?

A

Een groep van drie opeenvolgende basen in het tRNA, dat het bijbehorende codon op een mRNA-molecuul ontdekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke uitleg past bij het begrip basenpaar?

A

Twee tegenover elkaar liggende nucleotiden in dubbelstrengs DNA of RNA, die aan elkaar vast zitten door middel van waterstofbruggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke uitleg past bij het begrip mitochondriaal DNA?

A

DNA dat zich niet in de celkern bevindt, maar in de mitochondriën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe heet het proces waarbij eiwitten gemaakt worden op basis van informatie op het DNA?

A

Eiwitsynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke uitleg past het best bij het begrip DNA?

A

De code waarin al het erfelijk materiaal van organismen is vastgelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een onderzoeker wil in het laboratorium bekijken hoe ribosomen werken. Waar gaat deze onderzoeker waarschijnlijk als eerst naar kijken?

A

Het endoplasmatisch reticulum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke uitleg past bij het begrip restrictie-enzym?

A

Een enzym dat DNA-moleculen op specifieke plaatsen kan afknippen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke uitleg past het best bij het begrip startcodon?

A

De plek waar het aflezen van het mRNA-molecuul begint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke uitleg past het best bij het begrip afleesrichting?

A

De richting waarin erfelijk materiaal wordt afgelezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar zijn mitochondriën verantwoordelijk voor?

A

Organellen die verantwoordelijk zijn voor het onttrekken van energie uit voedingsstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de secundaire structuur van een eiwit?

A

Lokale vouwing van eiwitten die ontstaat door waterstofbruggen en bepaalt de hoek die de aminozuren samen maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn nucleïnezuren?

A

Organische verbindingen die bestaan uit aan elkaar gekoppelde nucleotiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is sequencen?

A

Het bepalen van de nucleotidenvolgorde van een DNA-streng

18
Q

Wat is de primaire structuur van een eiwit?

A

De volgorde van aminozuren en het aantal van elk soort aminozuur.

19
Q

Wat is de tertiaire structuur van een eiwit?

20
Q

Welke enzym breekt de waterstofbruggen van het DNA af voordat het kan worden gerepliceerd?

21
Q

Wat is rRNA?

22
Q

Wat is plasmide?

A

Een drager van erfelijke informatie, die in sommige bacteriën en schimmels voorkomt.

23
Q

Welke uitleg past het best bij het begrip stopcodon?

A

De plek waar het aflezen van het mRNA-molecuul stop en die het einde aangeeft van de eiwitsynthese.

24
Q

Hoe zijn aminozuren met elkaar verbonden?

A

met peptidebindingen

25
Welke uitleg past het best bij het begrip Primer?
Een los stukje DNA dat wordt gebruikt als het startpunt van een PCR.
26
Wanneer we het hebben over de 'genetische code', waar spreken we dan over?
De volgorde van de stikstofbasen in het DNA.
27
Transcriptie
Het proces waarbij de DNA-streng wordt afgelezen en er RNA wordt gevromd.
28
Quaternaire structuur van een eiwit?
De structuur die wordt gevormd doordat meerdere polypeptideketens één eiwit vormen.
29
Repetitief DNA ligt tussen de genen in, juist of onjuist?
Juist
30
Welke uitleg past het beste bij het begrip codon?
Een opeenvolging van 3 stikstofbasen in het DNA die coderen voor een bepaald aminozuur in een eiwit.
31
Een tRNA-molecuul bevat een anticodo, juist of onjuist?
Juist
32
Wat zijn aminozuren?
Bouwstenen waaruit eiwitten zijn opgebouwd.
33
Bij translatie wordt de DNA-stren afgelezen door een ribosoom die het eiwit maakt, juist of onjuist?
Onjuist
34
Welke uitleg past het best bij het begrip tRNA?
RNA-moleculen die aminozuren naar de ribosomen brengen tijdens de eiwitsynthese.
35
Twee tegenover elkaar liggende nucleotiden in dubbelstrengs DNA of RNA, die aan elkaar vast zitten door middel van waterstofbruggen heet?
Basenpaar
36
Een nucleotide is een?
Een bouwsteen in DNA en RNA, bestaande uit een monosacharide, een organische base en een fosfaatgroep.
37
Coderende streng is een streng in het DNA dat?
Niet wordt afgelezen bij de transcriptie.
38
Hoe heet het proces waarbij eiwitten gemaakt worden op basis van de informatie van het DNA?
Eiwitsynthese.
39
Wat is een restrictie-enzym?
Een enzym dat DNA-moleculen op specifieke plaatsen kan knippen.
40