onregelmatige werkwoorden Flashcards
werkwoorden (35 cards)
1
Q
wat betekent bederven
A
iets kapot maken
2
Q
wat betekent bedriegen
A
iemand met opzet in de waan brengen
3
Q
wat betekent beginnen
A
iets starten
4
Q
wat betekent bevelen
A
een instructie
5
Q
wat betekent bezwijken
A
toegeven aan een kracht
6
Q
wat betekent bidden
A
contact zoeken met een hogere macht
7
Q
wat betekent bieden
A
ter beschikking stellen
8
Q
wat betekent bijten
A
iets afsnijden of afscheuren door tanden tegen elkaar te duwen
9
Q
A
10
Q
A
11
Q
A
12
Q
A
13
Q
A
14
Q
A
15
Q
A
16
Q
A
17
Q
A
18
Q
A
19
Q
A
20
Q
A
21
Q
A
22
Q
A
23
Q
A
24
Q
A
25
26
27
28
28
29
30
31
32
32
33