ontstekingsremmers Flashcards

1
Q

twee soorten ontstekingsremmers

A
  • steroidale anti inflammatoire middelen = (gluco)corticosteroiden - beïnvloeding van nucleaire transcriptieprocessen
  • non-steroidale anti-inflammatoire middelen = enzymremmer (remmers van COX) - remming van de prostaglandine synthese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

werkingsmechanisme Cortico’s

A

hebben een brede werking op de arachidonzuurcascade door de remming van fosfolipade A2

remmen de celgemedieerde immuunrespons (lymfocyten activiteit en proliferatie ) –> bij bv kankerpatienten

zorgen voor membraanstabilisatie waardoor histamine afgifte even stopt bij allergische reacties

een potentere stof geeft een langere werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(gluco) corticosteroiden

A
  • beste ontstekingsremmers die er zijn
  • je hebt middelen met een glucocorticoide werking of een mineralcorticoide werking. voor ontstekingsremming heb je de gluccorticoide werking nodig.
  • moeten lipofiel zijn
  • COX-enzymen worden gedownreguleerd - er is een langdurige vermindering
  • remmen fosfolipase A2 –> minder COX en minder prostaglandines.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bijwerkingen cortico’s

A

Bij lang geven kan de bijnier in regressie gaan omdat je synthetische corticosteroiden geeft heeft dit negatieve feedback op de lichaamseigen cortisol. (potenter middel geeft meer regressie) –> hierdoor moet je altijd langzaam afbouwen.

Morbus Cushing –> paarden

Hoefbevangenheid = laminitis

  • remming van eiwitsynthese
  • vertraagde wondgenezing
  • immuunsuppressie
  • ketogene-diabetogene eigenschappen
  • lipolyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

indicatie Cortico’s

A
  • controle van ontstekingsprocessen
  • controle allergische reacties (membraan stabilisatie)
  • autoimmuunziekten
  • (Shock)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

eigenschappen corticosteroiden

A

lipofiel, dus verspreiden goed door het lichaam = hoog verdelingsvolume

de meeste worden uitgescheiden via de nieren

  • toediening systemisch (IV, IM, SC) of lokaal
  • omzetting vindt plaats in de lever (first pass effect)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

NSAIDs werking

A

remming van het enzym COX (Cyclo-oxigenase) (=prostaglandine synthesase. Prostaglandine is weefselhormoon met veel functies tbv. de homeostase)

het werkingsmechanisme bepaalt de voornaamste hoofd- en nevenwerkingen

Werken pijnstillende (cortico’s worden niet tot de pijnstillers gerekend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

COX 1

A
  • bevindt zich in alle weefsels en is essentieel voor de homeostase
    – beschermende werking op het maagslijmvlies
    – PG- gemedieerde renale doorbloeding
    – thromboxaan gemedieerde plaatjes aggregatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

COX 2

A
  • induceerbaar, verhoogde prostaglandine-synthese verantwoordelijk voor klinische symptomen bij ontsteking (roodheid, zwellling, oedeem, pijn, (functieverlies))
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

IC 50 inhibitor concentration

A

bij het in vitro testen wordt gekeken naar de IC50 waarde (de waarde waarbij 50% van de oorspronkelijke activiteit wordt geremd) . Is de IC50 < 50% dan is het vooral een COX 1 remmer. Is die >50% dan is het vooral een COX 2 remmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Classificatie NSAIDS

A
  1. specifieke COX 1 remmers
    – Aspirine
  2. Niet selectieve COX remmers
    – ketaprofen, flunixine, metamizol
  3. (matig) selectieve COX 2 remmers
    – carprofen, carporal, tolfenaminezuur, meloxicam
  4. Sterk selectieve COX 2 remmers
    – Firocoxib, Robenaxocib, mavacoxib
  5. COX-LOX remmers
    – tepoxaline (zubrin)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Grapiprant

A

prostaglandine (EP4) receptor antagonist

je remt dus niet de prostaglandine maar de receptor ervan.
Je verwacht vrijwel geen bijwerkingen maar toch wordt vaak braken/diarree gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

invloed NSAIDs op maagdarmkanaal

A

Door de remming van COX 1 komen er minder prostaglandines. Hierdoor is er minder mucusproductie.
Daarnaast is er ook rechtstreeks schade op het darmepitheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bijwerkingen NSAIDs

A
  • maagdarm klachten
    – braken
    – dunne ontlasting/ diarre
    – bloed in faeces
    – verminderde eetlust en lethargie
  • verminderde bloedstolling
  • nierpapilnecrose
    – bij hoge doseringen
    – slechte hydratie
    – onderliggend nierlijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Risicopatienten NSAIDs

A
  • maagulcera en gastro-intestinale aandoeningen
  • patienten met nier-insufficientie
  • shock of trauma patienten, dehydratie
  • klinisch significante leveraandoeningen
  • hypotensie (hartfalen, ascites)
  • gelijktijdig gebruik van andere NSAIDs of cortico’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Farmacokinetiek NSAIDS

A
  • goede orale beschikbaarheid ->70%
  • plasma-eiwitbinding >98%
    -verdelingsvolume variabel
  • eliminatie renaal (faecaal)
    halfwaardetijd en doseringsinterval –> wordt mede bepaald door de pH van de urine (zure urine zorgt voor terugresorptie)

klassieke NSAIDs zijn zwakke zuren. (kan makkelijk uit bloed naar gewrichten enz. ) Enkele -Coxibs zijn zwakke basen

17
Q

paracetamol

A
  • geen NSAID
  • nauwelijks ontstekingsremmend
  • zeer sterk koortverlagend en pijnstillend
  • geen bijwerkingen op maag en nieren
  • Cox-3
18
Q

COX-3

A

lijkt op COX 2 maar bevindt zich alleen in het centrale zenuwstelsel. doet niks met ontstekingen. doet wat tegen pijn en koorts.

19
Q

metabolisme paracetamol

A

paracetamil wordt het meeste via conjugatie omgezet. wanneer dit vol zit wordt er een metaboliet van gemaakt (N-acetyl-p-benzoquinone) dit duurt langer om af te breken. Wanneer dit zich ophoopt krijgt je schade. afbraakt gebeurt middels gluthation en gluthation-transferase tot het een niet toxische stof is.

Katten kunnen niet conjugeren. en schieten daardoor het metaboliet pad in. hierdoor komt snel membraanschade veroorzaakt door hemoglobine –> methemoglobine dit kan minder zuurstof vervoeren waardoor het dier dood gaat aan dyspneu.

varkens werkt goed voor koortsverlaging en luchtweginfecties.