oog boek Flashcards

(177 cards)

1
Q

uit welke drie compartimenten bestaat de belbus olci

A

voorsteoogkamer, achterste oogkamer en de glasvochtholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar bestaat het voorsegment van de bulbus oculi uit

A

voorste en achterste oogkamer gevuld met oogkamerwater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar bestaat het achtersegment van de bulbus oculi uit

A

glasvochtruimte gevuld met glasvocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uit welke vijf lagen bestaat de cornea

A

epitheel
membraan van bowman
stroma
membraan van descemet
endotheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar gaat het sclera van de oogbol in over

A

het cornea (hoornvlies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uit welke drie hoofdlagen bestaat de oogbol

A

cornea
uvea
retina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uit welke drie lagen bestaat de uvea

A

choroidea
corpus ciliaire
iris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

functie choroidea

A

uvea voorzien van bloedvaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

functie m. ciliaris

A

accomidatie van de lens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

functie m. sphincter pupillae en m. dilator pupillae

A

regelen pupilgrootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

anisocorie

A

ongelijke grootte van de pupillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

functie staafjes

A

zien bij lage lichtintensiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

functie kegeltjes

A

scherp zien en kleuren zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar bevinden de kegeltjes zich met name

A

focea centralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waar bevind de blinde vlek zich

A

n.opticus eruit komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke beweging volgt het kamerwater

A

corpus ciliare
achterste oogkamer
pupil
voorste oogkamer
sinus venosus sclerae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

presbyopie

A

het verliezen van het accomadatievermogen van de lens, ouderdoms probleem meestal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

m. orbicularis oculi

A

sluiten van de oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

m. levator papebrae superioris

A

optrekken bovenste ooglid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is de tarsus van het oog

A

de binnenrand van het ooglid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

voornaamste bloedvoorzienign van het oog

A

a. opthalmica, van de carotis interna af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

waar wijst monoculair dubbelzien vaak op

A

cataract of refractieafwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

waar wijst binoculair dubbelzien vaak op

A

afwijking in aansturing door bijv. n. abducens of n. oculomotorius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

welke correctie heb je nodig als je myoop bent

A

myoop is bijziend
- correctie nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
welke correctie heb je nodig als je hypermetroop bent
= verziend + correctie nodig
26
hyphaema
bloeding in de voorste oogkamer
27
iridodialyse
afscheuring van de iris
28
ametropie
afwijkingen van de optimae afbeelding op de retina (dus bijziendheid of verziendheid)
29
myopie
bijziendheid brandpunt voor de retina, hierbij zie je een object niet scherp in het oneindige
30
hypermetropie
verziendheid brandpunt achter retina, verder scherp ziend van het oneindige je ziet verweg scherp
31
waar moet je aan denken als een visusprobleem niet verbeterd bij het kijken door een pinhole
niet optische oorzaak zoals bv een maculaprobleem
32
amblyopie
lui oog, te verbeteren voor het zevende levensjaar
33
strabismus
scheelzien
34
esotropie/esoforie
scheelzien naar binnen
35
exotropie/exoforie
scheelzien naar buiten
36
hypertropie/hyperforie
scheelzien naar boven
37
hypotropie/hypoforie
scheelzien naar beneden
38
ROP
prematureretinopathie, afwijking van de vaten in de onvolgroeide retina van een prematuur geboren kind
39
leukocorie
pupil heeft een witte of grijze weerschijn
40
retinoblastoom
kwaadaartige tumor, uitgaande van de retina, welk meestal voor het 2e levensjaar maar altijd voor het 5e levensjaar ontdekt wordt
41
welke vorm van retinoblastoom is altijd erfelijk
dubbelzijdige vorm (40%), door RB1 mutatie op chromosoom 13q14
42
chlamydia conjunctivitus
ontwikkelt zich zo 2-3 wkn na de geboorte, vaak bilaterale ontsteking met matige afscheiding en roodheid.
43
blefaritis
ontsteking van de ooglidranden uitgaande van de kliertjes van meibom o is vaak stafylokok
44
behandeling blefaritis
wimperrij reinigen, eventueel AB
45
hordeolum
acute ontsteking van kliertje van Zeiss of Meibom, spontane opkomst en genezing.
46
chalazion
ontsteking granuloom uitgaande van verstopt afvoerkliertje van meibom
47
ptsosis
bovenste ooglid hangt lager waardoor de pupil deels of geheel wordt bedekt
48
entropion
onderste ooglid is naar binnen verschoven soort van.
49
ectropion
wimpers en wimperrand staan naar buiten gericht
50
trichiasis
ooghaartjes staan naar de cornea gedraaid waardoor erosies kunnen ontstaan.
51
dermatochalasis
huid van ooglid ligt op of over de wimperrij
52
proptosis (exoftalmie)
het uitpuilen van het oog
53
enoftalmie
oog ligt dieper in de orbita
54
cellulitis orbitae (orbitaflegmone)
diffuse ontsteking in het orbitale vet en bindweefsel. Geeft zwelling en roodheid van het ooglid
55
conjunctivitis
ontsteking van de conjunctiva, het bindvllies van het oog.
56
symptomen conjunctivitis
branderig gevoel, roodheid, afscheiding, jeuk, tranenvloed maar geen pijn!
57
keratitis
hoornvliesontsteking
58
klachten keratitis
pijn, daling van gezichtsscherpte, conjunctivale vaatinjectie, lichtschuw, halos en tranen.
59
complicatie van keratitis
litteken op hoornvlies en blijvend verslechterd zicht
60
keratoconjunctivitis sicca
droge ogen
61
pterygium
de conjunctivaplooi groeit vanuit nasaal in de richting van het centrum van de cornea
62
arcus senilis
ringvormige corneatroebeling, komt vooral bij ouderen voor
63
cataract
troebeling van de lens die leidt tot visusdaling, lichtverstrooiing en uiteindelijk blindheid
64
seniel cataract
ouderdomsstaar, is vaak bilateraal aanwezig.
65
droge leeftijdsgebonden maculadegeneratie
drusen die ontstaan in de maculastreek. 80% van LMD, kan overgaan in de natte vorm. klachten: geleidelijke centrale visusdaling, langdurige nabeelden bij kijken in felle lichtbron
66
natte leeftijdsgebonden maculadegeneratie
door lokale ischemische processen welk zorgen voor neovascularisaties. Snelle visusdaling, metamorfopsie (d met ruitjespatroon van amsler)
67
diagnose natte LMD
fluorescentieangiogram oogspiegel: bloedingen, harde exsudaten, oedeem, neovasculair membraan
68
diagnose droge LMD
oogspiegel toont drusen in de macula
69
behandeling droge LMD
geen casuale behandeling
70
behandelign nate LMD
angiogeneseremmers
71
arteriele vaatafsluiting
meestal door embolie waarbij er acute eenzijdige visusdaling is. betreft een a. centralis retinae of zijtak afsluiting. Indien zijtak aangedaan kan het zo zijn dat een deel van het gezichtsveld is aangedaan
72
amaurosis fugax
kortdurende tijdelijke visusdaling met volledig herstel binnen 30 min.
73
retinitis pigmentosa (tapetoretinale dystrofie)
progressieve degeneratie van staafjes en pigmentepitheel vd retina. Later ook verlies kegeltjes. uit zich met nachtblindheid, beperking gezichtsveld (kokerzicht) en visusdaling.
74
ablatio retinae
retina raakt los van de onderlaag (netvliesloslating)
75
klachten van netvliesloslating
lichtflitsen, donkere vlek beginnend in de periferie
76
welke klinische veranderingen zie je bij diabetische retinopathie
microaneurysma, puntbloedingen, grotere bloedingen, harde en zachte exsudaten, oedeem en neovascularisatie
77
uveitis
alle intraoculaire ontstekingen (dus alle ontstekingen in de oogbol)
78
klachten bij uveitis anterior
conjunctivale roodheid, diepe pijn in het oog, meer pijn bij fel licht soms verminderde visus
79
neuritisch optica
demyeliniserende aandoening van de oogzenuw. Gaat gepaard met visusdaling, diepe orbitale pijn, gezichtsvelduitval en RAPD met gestoord kleurenzien.
80
RAPD
relatief afferent pupildefect = om en om in beide ogen schijnen -> bij belichting van het gestoorde oog ontstaat bijderzijds minder pupilvernauwing dan bij belichting van het gezonde oog.
81
syndroom van horner
aandoening waarbij het ooglid van een oog wat naar beneden hangt, de pupil van dat oog heel klein is en de huid rondom het oog niet meer zweet en daardoor droog is
82
uitval van de n. oculomotorius
beperking adductie, heffing en daling van aangedane oog met hierbij volledige ptosis en mydriasis
83
uitval n. trochlearis
m. obliquus superior, iemand gaat zn hoofd scheef houden om te corrigeren.
84
uitval n. abducens
iemadn kan ook niet meer naar lateraal laten kijken
85
alarm signalen bij rood oog
pijn fotofobie verminderde visus misselijkheid braken
86
syndroom van adie
bestaat er een uitval van de parasympatische innervatie van de pupil ter hoogte van het ganglion ciliare in de orbita. Wordt gekenmerkt door een wijdere pupil met afwezig of sterk verminderde pupilreactie op licht
87
Welke refractieafwijkingen krijgen keratoconus pten
ze worden meer myoop (--> meer - correctie nodig).
88
Behandeling keratoconus
bril, harde contact lenzen, crosslinking, cornea transplantatie
89
tot welke leeftijd is crosslinking bij keratoconus effectief
35 jaar ongeveer
90
wat moet een kind kunnen bij 6 weken
gerichte fixatie
91
wat moet een kind kunnen bij 2 maanden
vloeiende volgbeweging
92
wat moet een kind kunnen bij 3-4 maanden
accomoderen
93
wat moet een kind kunnen bij 5mnd tot 3 jaar
stereoscopisch zien (diepte)
94
behandeling van congenitaal cataract
binnen 6 weken bij unilateraal binnen 3 maanden bij bilateraal
95
prognose cataract
unilateraal slechter dan bilateraal congenitaal slechter dan verworven
96
behandeling maculagat
vitrectomie
97
belangrijkste klachten neuritis optica
acuut visusverlies, gestoord kleurenzien en pijn bij oogbewegingen
98
welke ziekte hebben pten met neuritis optica verhoogde kans op om te ontwikkelen
MS
99
Behandeling van neuritis optica
methylprednisolon
100
DD bij acute visusdaling
1. ablatio retinae 2. arteriele/veneuze oclusie 3. arteriitis temporalis 4. natte maculadegeneratie 5. amaurosis fugax (maar gaat weer over binnen 30 min)
101
DD bij langzame visus daling
1. cataract 2. DRP 3. glaucoom 4. Droge macula degeneratie 5. Refractieafwijkingen
102
Ziekte van Usher
retinitis pigmentosa in combinatie met doofheid
103
werking van betablokkers
verminderen vochtproductie BW: astma, copd, bradycardie, erectiele dysfunctie
104
werking prostaglandine agonisten
verhogen aveosclerale outflow BW: lange wimpels, verkleuringen oogleden en iris, orbita atrofie. 6 wkn voordat het werkt
105
werking carboanhydraseremmers
verminderen kwamerwaterproductie BW: hypokalimie
106
werking alpha 2 adrenerge agonisten
verminderen kwamerwaterproductie en verhogen trabeculaire flow BW: rode ogen, allergie
107
RF glaucoom
hypermetropie (verziendheid, +)
108
beeld droge LMD
drusen
109
beeld natte LMD
neovascularisaties, harde exsudaten, bloedingen
110
beeld DRP
microaneurysma, puntbloedingen, harde en zachte exsudaten, oedeem, neovascularisaties.
111
fenylefrine
sympaticomimetica --> pupilverwijding (mydriasis) BW: bloeddrukstijging, ectopische prikkelvorming hart, slapeloosheid.
112
atropine
parasympathicolytica --> kleinere ogen (miosis)
113
Formule visus
V = d/D d = afstand oog tot letterkaart\D is afstand waarop een oog zonder refractieafwijking de tekens op deze regel van de kaart kan onderscheiden.
114
doel schirmer test
meten traanklierfunctie
115
doel BUT
meten van werking van vette traanfilmlaag
116
doel test van Jones
aantonen open of gesloten traanweg mbv fluoresceine
117
doel test van Anel
aantonen open of gesloten traanweg mbv fysiologisch zout
118
doel dacryocystographie
vinden en localiseren van vernauwing of obstructie van de traanweg
119
wat is de meest voorkomende maligniteit van de huid van de oogleden
BCC
120
wat zijn karakteristieken van ooglid melanoom
recent ontstaan verandering irregulaire rand en asymmetrische vorm diameter > 6 mm kleurverandering of meerkleurig wit, blank, rood, blauw, bruin, pikzwart
121
behandeling adenovirus keratoconjunctivitis
povidonjodium oogdruppels
122
welk aanvullend onderzoek kan je bij een DRP doen
FAG (fluorescentie angiogram) om ernst en uitgebreidheid van een glasvochtbloeding in kaart te brengen
123
behandeling proliferatieve DRP
panretinale laser
124
behandeling dacryocystitis
augmentin 3dd14dgn
125
behandeling chlamydia
azitromycine en erythromycin
126
behandeling neisseria gonorrhea
ceftriazone
127
behandeling herpes simplex
acyclovir
128
preseptale cellulitis
normale visus, goede motitileit en geen RAPD
129
postseptale cellulitis
verlaagde visus, verminderde motiliteit en RAPD
130
klachten ablatio retinae
lichtflitsen, visusdaling, gordijn gaat dicht (donkere vlek vast op 1 plek), hoge myopie
131
risicofactoren netvlieslosting
myopie (bijziend, -) cataract operatie in verleden netvlies problemen in familie of andere oog oogtrauma
132
behandeling netvliesloslating
vitrectomie
133
behandeling glaucoom
timolol en diamox uiteindelijk perifere iridectomie
134
klachten bij corticonucleair cataract
verminderde visus, glare klahten, myopisatie, oudere leeftijd
135
postoperatieve complicatie cataract behandeling
endophthalmitis, cystoid macula oedeem, ablatio retinae
136
waar bevindt het brandpunt zich bij myopie
voor de retina
137
waar bevindt het brandpunt zich bij hypermetropie
achter de retina
138
welke afwijking zie je vaak bij kinderen
hypermetropie
139
welke klep sluit voor de geboorte de traanbuis af
klep van Hasner
140
141
evisceratio bulbi
oog wordt verwijderd, implant in eigen sclera
142
enuclatio bulbi
bulbus wordt verwijderd, implant in donor sclera
143
exenteratio orbitae
verwijderen van oogkas inhoud
144
unilateraal traanoog, roodheid, fotofobie en irritatie. Na 1-2 dagen gaat andere oog meedoen
adenovirale conjunctivitis
145
stappen shared decision making
informeren dat beslissing genomen moet worden uitleggen mogelijkheden bespreken voorkeur nemen beslissing
146
wanneer fundusfoto bij DRP
type 1: na 5 jaar elk jaar controle type 2: binnen 3 maanden en dan jaarlijks
147
welk type glaucoom komt het meest voor
openkamerhoek glaucoom
148
iridolytisis
vorm van uveitis
149
waar hoort snowbanking bij
pars planitis (intermediaire uveitis)
150
waar horen descement stippen bij
uveitis
151
complicaties uveitis
cataract, secundair glaucoom.
152
vascularisatie choroidea
a. carotis interna --> a. opthalmica vv. corticosae --> v. opthalmicae --> sinus cavernosus --> v. angularis
153
vascularisatie netvlies
lamina choridopapilaris --> a. centralis retinae
154
innervatie m. spincter pupillae
parasympatisch via n. oculomotorius
155
innervatie m. dillator pupillae
sympatisch (zorgt voor mydriasis, grotere ogen)
156
innervatie glandula lacrimallis
n. facialis
157
sensibiliteit oog
n. trigeminus (V1 opthalmicus --> lacrimalis)
158
weg van traanvocht
common canalicus --> lacrimal sac --> valve Rosenmuller --> nasolacrimal duct
159
functie m. rectus superior
elevatie intorsie adductie
160
functie m. obliquus superior
depressie abductie intorsie
161
functie m. rectus medialis
adductie
162
functie m. rectus inferior
depressie adductie extorsie
163
functie m. obliquus inferior
elevatie abductie extorsie
164
functie m. rectus lateralis
abductie
165
welke hersenzenuw is de n. abducens
n. VI (6)
166
welke hersenzenuw is de n. trochlearis
N. IV (4)
167
welke hersenzenuw is de n. oculomotorius
N. III (3)
168
welke zenuw doet de afferente reflex van de pupil
n. opticus (II)
169
welke zenuw doet de efferente reflex van de pupil
n. occulomotorius (III)
170
trias bij syndroom van horner
miosis ptosis anhydrasis
171
syndroom van addie
uitval parasympatische innervatie thv ganglion ciliaire in de orbita
172
welke hersenzenuwen gaan door het canalus opticus
II (opticus)
173
welke hersenzenuwen gaan door de fissura orbitalis superior
III, IV, V1, VI occulomotorius, trochlearis, trigmeninus V1, abducens)
174
welke hersenzenuwen gaan door de fisura orbitalis infeiror
V2 (maxilaris)
175
welke hersenzenuwen gaan door de internal acoustic meatus
VII (facialis)
176
uit welke zeven botten bestaat de oogkas
os frontalis lacrimal bone os ethmoidalis maxilla os palatine zygomatic bone os spenoid
177