Opgave uit het boek Flashcards
(91 cards)
Welk element zullen in de grondtoestand de volgende elektronenconfiguratie hebben?
[Kr] 4d10 5s2 5p4

Telluur (Te)

Welk element zullen in de grondtoestand de volgende elektronenconfiguratie hebben?
[Ar] 4s2 3d3

Vanadium (V)

Welk element zullen in de grondtoestand de volgende elektronenconfiguratie hebben?
[He] 2s2 2p2

Koolstof (C)

Welk element zullen in de grondtoestand de volgende elektronenconfiguratie hebben?
[Xe] 6s2 4f 7

Europium (Eu)

Voor een elektron in een atoom wordt de kwantumtoestand gegeven door de set van vier kwantumgetallen: {n, l, ml , ms}. Geef voor de volgende sets aan of het een kwantumtoestand weergeeft of niet. Als de set niet voldoet als kwantumtoestand, geef dan aan waarom niet.
a {4, 2, –1, ½}
b {5, 0, –1, ½}
c {4, 4, –1, ½}
a toegestaan
b niet toegestaan want als l = 0, dan moet ml ook 0 zijn
c niet toegestaan want l kan niet even groot zijn als n.
Rangschik de volgende deeltjes naar toenemende ionstraal: S2–, Cl–, P3–

Cl– < S2– < P3– want Cl heeft de hoogste kernlading. De Cl-kern zal dus de elektronenwolk het dichtst naar zich toe trekken, waardoor de straal kleiner wordt
Geef de reactievergelijking voor de volgende vervalreactie
β+-verval van 85B

85B > 84Be + 01e
Geef de reactievergelijking voor de volgende vervalreactie
β–-verval van 6328Ni

6328Ni > 6329Cu + 0-1e
Geef de reactievergelijking voor de volgende vervalreactie:
α-verval van 18579Au

18579Au > 18177Ir + 42He
Voorspel welk deeltje de grootste straal heeft:
Na of K
K, want K bevindt zich in een hogere periode dan Na
Voorspel welk deeltje de grootste straal heeft:
Rb+ of Kr
Kr, want Kr heeft een lagere kernlading dan Rb
Voorspel voor welk deeltje de grootste straal heeft:
Cl– of Ar
Cl–
Voorspel voor welk deeltje de grootste straal heeft:
Cs of Cs+
Cs, want Cs heeft een ‘extra’ orbitaal nodig
Welke straling komt vrij bij de volgende reactie:
128Sn tot 128Sb
β–-straling want: 12850Sn > 12851Sb + 0-1e
Welke straling komt vrij bij de volgende reactie:
228Th tot 224Ra
α-straling want: 22890Th > 22488Ra + 42He
Welke straling komt vrij bij de volgende reactie:
140La tot 140Ba
β+-straling want: 14057La > 14056Ba + 01e
Noem de drie regels van Fajans.
Het covalente bindingskarakter neemt toe
a met afnemende straal en toenemende lading van het positieve ion;
b met toenemende lading en toenemende straal van het negatieve ion;
c voor positieve ionen die geen edelgasconfiguratie hebben, zoals overgangsmetalen, in vergelijking met andere positieve ionen, zoals alkali- en aardalkalimetalen.

Teken de Lewisformules en bepaal de geometrie (met hoeken) van:
SCl2
SCl2: aantal valentie-elektronen: 6 + 14 = 20
Vier groepen om zwavel: een verstoorde tetraëder. De ClSCl-hoek is net als in H2O ongeveer 104°
Teken de Lewisformules en bepaal de geometrie (met hoeken) van
WCl4
WCl4: aantal valentie-elektronen: 6 + 28 = 34 Vijf groepen om wolfraam: een trigonale bipiramide met het vrije elektronenpaar equatoriaal. De hoeken zijn daardoor iets kleiner dan 90° en 120°
Teken de Lewisformules en bepaal de geometrie (met hoeken) van
NOCl
NOCl: aantal valentie-elektronen: 5 + 6 + 7 = 18 Drie groepen om stikstof: een vlakke driehoek. De ONCl-hoek is kleiner dan 120° als gevolg van de afstotende werking van het vrije elektronenpaar
Teken de Lewisformules en bepaal de geometrie (met hoeken) van
ClO-2
ClO−2 : aantal valentie-elektronen 7 + 12 + 1 = 20 Vier groepen om chloor: een verstoorde tetraëder. De formele lading op zuurstof is 1–. De OClO-hoek is evenwel een stuk kleiner dan de tetraëderhoek, namelijk 105°, als gevolg van de afstotende werking van de vrije elektronenparen.
Teken de Lewisformule van ozon (O3). Ga na of mesomerie kan optreden. Zo ja, geef de grensstructuren.
Zuurstof bevindt zich in de tweede periode van het periodiek systeem en moet volledig beantwoorden aan de octetregel. De laatste structuur is dus fout.
CO is een neutraal ligand, CN– is een negatief geladen ion. Beide reageren via koolstof met het metaalatoom of ion. Teken de Lewisformules.
Een weerballon is gevuld met heliumgas bij 20 °C en 1 atmosfeer. Het volume van de ballon is 250 L. Als de ballon is opgestegen naar een luchtlaag waar de temperatuur –30 °C is, is het volume toegenomen tot 800 L. Bereken de luchtdruk in die luchtlaag.

