Opposites (B) Flashcards
(15 cards)
0
Q
Beginnen
A
Eindigen / Stoppen / Aflopen
1
Q
Begin
A
Einde / Slot
2
Q
Bekend
A
Onbekend
3
Q
Belangrijk
A
Onbelangrijk
4
Q
Betalen
A
Ontvangen
5
Q
Beter
A
Slechter
6
Q
Bezig
A
Klaar
7
Q
Binnen
A
Buiten
8
Q
Blijken
A
Schijnen
9
Q
Blijven
A
Weggaan / Vertalen
10
Q
Blond
A
Donker
11
Q
Boven
A
Beneden
12
Q
Boven
A
Onder
13
Q
Breed
A
Smal
14
Q
Broer
A
Zus