Ord/Uttryk Flashcards

1
Q

hvil deg litt først

A

Rust eerst een beetje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kan du denne sangen

A

ken jij dit lied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mer enn nok

A

meer dan genoeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hva enn

A

whatever/wat dan ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

mer rotete

A

meer rommelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

spiller på radioen

A

speelt op de radio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gratulerer med dagen

A

gefeliciteerd met je verjaardag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lager nok til alle

A

maak genoeg voor allemaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

har dere bryllupsdag

A

heeft u een huwelijksverjaardag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bra jobba

A

goed werk/ well done

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

roser til moren min

A

rozen voor mijn moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

på tur

A

wandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

la oss danse til sangen

A

laat ons dansen op de muziek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

si det met blomster

A

zeg het met bloemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ringer etter en taxi til oss

A

bellen voor een taxi voor ons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

mer enn

A

meer dan

17
Q

Hva slags

A

wat voor soort

18
Q

De alle

A

zij allen

19
Q

nesten aldri

A

bijna nooit

20
Q

været kan være farlig

A

het weer kan gevaarlijk zijn

21
Q

til venstre for banken

A

links van de bank

22
Q

skal i operaen

A

gaan naar de opera

23
Q

så langt så godt

A

zo ver zo goed

24
Q

vi er i banken

A

wij zijn in de bank

25
Q

bor i en landsby

A

leven in een dorp

26
Q

det gjør ikke noe

A

dat maakt niets uit ( dat doet niet iets)

27
Q

er det greit?

A

is dat ok?

28
Q

det har jeg selvsagt

A

dat heb ik ‘zelfgezegd’/ natuurlijk/uiteraard

29
Q

jeg koser meg der

A

ik heb plezier/vermaak me daar

30
Q

jeg synes

A

‘mijn ziens’ - ik denk..