organische chemie Flashcards

(31 cards)

1
Q

2 soorten organische reacties

A
  • homolytische splitsing
  • heterolytische splitsing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat gebeurt er bij een HOMOLYTISCHE splitsing van atoombindingen?

A

elk atoom ontvangt 1 elektron: bindingselektronen worden verdeeld over de twee partners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe worden apolaire bindingen geopend?

A

homolytisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat geven twee gebogen pijltjes in de reactie aan?

A

het bewegen van elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat bevatten radicalen?

A

een vrij elektron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

radicalen

A

elektrisch neutraal, zeer actief in aanwezigheid van ander deeltje van ongepaarde elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

radicale reactie

A

organische reactie waarbij radicalen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

in wat voor milieu onstaan radicalen?

A

in een apolair reactiemilieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat gebeurt er bij een heterolytische splitsing van atoombindingen?

A

beide bindingselektronen worden overgedragen aan 1 atoom (met hoogste EN-waarde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat gebeurt er als een σ-binding gebroken wordt?

A

er ontstaat een positief ion (kation) en een negatief ion (anion)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe worden polaire bindingen geopend?

A

heterolytisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat duid 1 gebogen pijltje aan?

A

een ladingsverschuiving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ionaire reactie

A

organische reactie waarbij ionen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

in welk milieu ontstaan ionaire reacties?

A

polaire reactiemilieus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe kan men reacties indelen op vlak van het aanvallend reagensdeeltje?

A
  • Substraat
  • Reagens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Substraat (s)

A

ondergaat reactie, grootste deeltje (als eerste geschreven)

17
Q

Reagens (R)

A

substraat wordt aangetast door kleiner deeltje (reagens) (als tweede geschreven)

18
Q

2 soorten reagensdeeltjes

A
  • elektrofiel (El)
  • nucleofiel (Nu)
19
Q

elektrofiel reagensdeeltje

A

lage elektronendichtheid of positief ladingskarakter

20
Q

nucleofiel reagensdeeltje

A

hoge elektronendichtheid of negatief ladingskarakter

21
Q

voorbeeld degradatie

A

verbrandingen, kraakreacties van alkanen

22
Q

additie

A

extra atomen of atoomgroepen toevoegen, altijd van dubbele binding naar enkele

23
Q

subtitutie

A

in substraat een atoom(groep) vervangen

24
Q

eliminatie

A

atoom(groep) uit substraat onttrokken, er ontstaat een π-binding, altijd van enkele binding naar dubbele binding

25
condensatie
enkele (kleinere) substraatmoleculen vormen een grotere molecule, kleine anorganische molecule vrijgemaakt
26
voorbeeld condensatie
water
27
polymeervorming
verschillende moleculen worden aan elkaar geschakeld
28
2 soorten polymeervorming
- polyadditie - polycondensatie
29
polyadditie
van dubbele bindingen naar enkele bindingen
30
polycondensatie
grote molecule gevormd door verschillende condensatiereacties
31