Over huizen deel 2 Flashcards
(32 cards)
1
Q
het goed
A
le bien
2
Q
het nadeel
A
le désavantage
3
Q
de (parkeer)plaats
A
l’emplacement
4
Q
de staat
A
l’état
5
Q
de investering
A
l’investissement
6
Q
de huur
A
le loyer
7
Q
het (immo)kantoor
A
l’agence (immobilière)
8
Q
de kosten
A
les changes
9
Q
de beslissing
A
la décision
10
Q
de voorgevel
A
la façade
11
Q
de afwerking
A
la finition
12
Q
de gelegenheid
A
l’occasion
13
Q
de (bewoonbare) oppervlakte
A
la surface (habitable)
14
Q
de oppervlakte
A
la superficie
15
Q
vergroten
A
agrandir
16
Q
passen
A
convenir
17
Q
huren
A
louer
18
Q
renoveren
A
rénover
19
Q
wachten
A
tarder
20
Q
warm/hartelijk
A
chaleureux
21
Q
redelijk
A
convenable
22
Q
commercieel/winkel-
A
commercial
23
Q
uitgerust
A
équipé
24
Q
inbegrepen
A
inclus
25
met veel licht
lumineux
26
prachtig
ravissant
27
gescheiden
séparé
28
sober
sobre
29
met veel ruimte
spacieux
30
op z'n gemak
à son aise
31
een bod doen (op)
faire une offre (pour)
32
ideaal gelegen
idéalement situé
