Overig deel 1 Flashcards
(31 cards)
Wat is de biologische beschikbaarheid? En wanneer is deze 100%?
De biologische beschikbaarheid (F) is de fractie van de toegediende dosis die onveran- derd de algemene circulatie bereikt. Na orale toediening kan een deel van de geabsorbeerde stof worden gemetaboliseerd door enzymen in darmen of lever voordat het in de circulatie komt (first- pass effect). Bij intraveneuze toediening is de biologische beschikbaarheid 100%.
Wat is het first-pass effect?
Na orale toediening kan een deel van de geabsorbeerde stof worden gemetaboliseerd door enzymen in darmen of lever voordat het in de circulatie komt
Wat is de klaring?
De hoeveelheid plasma die per tijdseenheid van een stof wordt ontdaan. Het is een maat voor de eliminatiecapaciteit door lever en nier.
Waarvan is de onderhoudsdosis in steady state afhankelijk?
De onderhoudsdosis in steady state is alleen afhankelijk van de klaring.
Noem voorbeelden van enzyminducers… Wat doen ze?
Rifampicine, carbamazepine, St. Janskruid.
Door enzyminducers worden medicijnen sneller afgebroken.
Noem voorbeelden van enzyminhibitors… Wat doen ze?
Azolen, grapefruitsap, claritromycine, erythromycine en verapamil.
Ze zorgen voor een hogere bloedspiegel.
Hoe snel treedt het effect van enzyminducers resp. enzyminhibitors op?
Van enzyminducers treedt het effect pas na dagen of weken op.
Bij enzyminhibitors treedt het effect meteen op.
Waarvan is de tijd tot het ontwikkelen van de steady state afhankelijk?
Alleen van de halfwaardetijd. De halfwaardetijd bepaalt de noodzaak van een oplaaddosering
Waardoor kan een lange halfwaardetijd ontstaan?
Een lange halfwaardetijd kan zowel door een geringe klaring als door een groot verdelingsvolume worden veroorzaakt.
Hoe behandel je een anafylactische reactie?
Stoppen verdachte geneesmiddel en:
a) Adrenaline 0.5 i.m.
b) Clemastine (Tavegil) 2mg i.v.
c) Dexamethason 8mg i.v.
d) Bij (verdenking) brochospasmen salbutamol 5mg vernevelen
Wat is anafylaxie?
Bij anafylaxie is er sprake van een acute en ernstige gegeneraliseerde reactie. Dit wordt meestal veroorzaakt door een acute (IgE gemedieerde) allergische reactie op voedsel, geneesmiddelen of insectengif. Zowel allergische als niet-allergische mechanismen kunnen hieraan ten grondslag lig- gen. De symptomen kunnen variëren van mild, zoals jeuk, urticaria, angio-oedeem en erytheem tot ernstig met levensbedreigende anafylactische shock . Niet-immunologisch gemedieerde mestcel- activatie geeft hetzelfde klinisch beeld als IgE-afhankelijke mestcelactivatie en kan onder andere worden geïnduceerd door aspirine, NSAID’s en opiaten.
Wat zijn frequent verantwoordelijke geneesmiddelen van anafylaxie?
Betalactam-antibiotica, NSAID’s en spierverslappers zoals bij anesthesie worden gegeven zijn het meest frequent verantwoordelijk voor het ontstaan van een anafylactische/anafylactoïde reactie.
Wat zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van anafylaxie?
Frequente blootstelling, immuun activatie (chronische virale infecties) en astma/atopie (heftiger be- loop) zijn de meest voorkomende risicofactoren voor het ontstaan van een anafylactische/anafy- lactoïde reactie.
Welke maatregelen kunnen worden genomen ter voorkoming van anafylaxie?
Ter preventie van het ontstaan van een anafylactische/anafylactoïde reactie is het belangrijk om medicatie rationeel voor te schrijven en te controleren op aanwezigheid van allergie voor het voor- schrijven.
Wat is een anafylactische reactie?
Anafylactische reacties ontstaan pas nadat sensibilisatie is opgetreden. De reacties worden bij een eerste blootstelling pas manifest 7-21 dagen na start van het geneesmiddel. Bij herhaalde blootstel- ling kan een allergische reactie manifest worden binnen enkele minuten (type I, IgE-gemedieerde reactie) of na enkele dagen (type IV, T-lymfocyt gemedieerde reactie).
Wat is een anafylactoïde reactie?
Anafylactoïde reacties lijken op IgE-gemedieerde reacties, maar worden niet veroorzaakt door spe- cifieke herkenning van een antigeen door cellen van het immuunsysteem. Opiaten kunnen via inter- actie met de mestcelmembraan histamine vrijmaken uit mestcellen. Acetylsalicylzuur en andere NSAID’s veroorzaken waarschijnlijk een reactie door inductie van een overwicht aan leukotriënen over de prostaglandinen. Deze reacties zijn dosisafhankelijk en kunnen optreden bij de eerste toe- diening.
Wat zijn frequent veroorzakende geneesmiddelen van een trombocytopenie/hemolytische anemie?
Heparines en β-lactam-antibiotica zijn de het meest frequent verantwoordelijk voor het ontstaan van een trombocytopenie/hemolytische anemie.
Wat zijn risicofactoren voor een trombocytopenie/hemolytische anemie?
Frequente blootstelling, immuun activatie (chronische virale infecties) en astma/atopie (heftiger be- loop) zijn de meest voorkomende risicofactoren voor het ontstaan van een trombocytopenie/hemo- lytische anemie.
Hoe kan trombocytopenie/hemolytische anemie voorkomen worden?
Ter preventie van het ontstaan van een trombocytopenie/hemolytische anemie is het belangrijk om medicatie rationeel voor te schrijven en te controleren op aanwezigheid van allergie voor het voor- schrijven.
Wat is een HIT?
De door heparine geïnduceerde trombopenie (HIT) is een relatief weinig voorkomende, maar wel gevreesde complicatie van heparine. Hierbij ontstaat bij een met heparine behandelde patiënt een antistof tegen het complex van heparine en de in bloedplaatjes voorkomende plaatjesfactor. Binding van deze antistof aan het bloedplaatje leidt tot krachtige plaatjesactivatie, hetgeen leidt tot verbruik van trombocyten (met als gevolg trombocytopenie) en in veel gevallen ernstige arteriële of veneuze trombose. Omdat deze trombose voorkomt bij patiënten die reeds met heparine worden behandeld, spreekt men van paradoxale trombose. Er worden twee typen HIT onderscheiden.
Beschrijf de twee typen HIT…
Type I is een niet immuungemedieerde trombocytopenie, terwijl type II de immuungemedieerde vorm betreft HIT treedt meestal op bij gebruik van ongefractioneerde heparine, maar kan ook optreden bij gebruik van LMWH (minder frequent). Hoewel HIT bij minder dan 1% van de met heparine behandelde patiënten voorkomt, is het toch geïndiceerd bij heparinebehandeling wekelijks het trombocytengetal te controleren. Bij HIT type II moet de toediening van heparine onmiddellijk worden gestaakt.
Welk type HIT is immuungemedieerd?
Type 2
Bij welk soort heparine treedt HIT meestal op?
HIT treedt meestal op bij gebruik van ongefractioneerde heparine, maar kan ook optreden bij gebruik van LMWH (minder frequent).
Waarom moet bij een heparinebehandeling wekelijks het trombocytengetal worden gecontroleerd?
Ivm HIT