OVV-3 Week 3 Flashcards

1
Q

Preventie door screening van vallen bij ouderen is nuttig. Wanneer wordt dit gedaan?

A
  • Eerder dit jaar een of meerdere keren is gevallen
  • Eerder gevallen en mobiliteitsproblemen
  • Vallen in combinatie met een wegraking/hoofdletsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bepaalde medicatie zijn een risicofactor voor vallen. Welk type medicatie zijn dit vooral?

A
  • Psychotrope medicatie (verlengt reactietijd)
  • Antidepressiva (hyponatriëmie, orthostatische hypotensie, parkinsonisme, sedatie, anticholinerge bijwerkingen
  • Cardiovasculaire medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het testen van de mobiliteit kan met twee testen. Welke zijn dit en hoe werkt de beoordeling bij deze testen?

A
  • Short physical performance battery (SPPB): 3 onderdelen (balans, loopsnelheid over 4 meter, herhaald opstaan uit stoel). Score van 9 of lager is een verhoogd valrisico
  • Timed Up & Go Test: Hoe lang iemand doet over het opstaan, 3 meter lopen, omdraaien en zitten. Langer dan 11 seconden is verhoogd valrisico
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe veroorzaakt een vitamine D deficiëntie een hoger val risico?

A
  • Verhoogt het fractuur risico

- Er zitten vit D receptoren in spieren, bij een tekort heeft dit invloed op de balans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tot wie richt primaire valpreventie zich en tot wie richt secundaire valpreventie zich?

A

Primair: Ouderen die nog nooit zijn gevallen maar wel een verhoogd val- of fractuur risico hebben

Secundair: Ouderen die al eerder zijn gevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer spreken we van een minor en major depressie?

A

Minor: 2-4 vand de 9 criteria
Major: 5+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de drie hypothesen over de pathologie van depressie?

A

Inflammatoire hypothesen: Door interne en externe stress wordt het immuunsysteem geactiveerd. Cytokinen worden afgegeven en verstoren de neurotransmitters in de hersenen. Door verouderingsprocessen is er een verhoogde afgifte van pro inflammatoire cytokines. Anti inflammatoire medicatie is nuttig. Geassocieerd met depressie met atypsiche kenmerken.

Dementieprodroom hypothese: Relatie groter risico op dementie na doorgemaakte depressie. Apathiesyndroom van neurodegeneratieve aandoeningen overlap met depressie (is echter geen criterium)

Vasculaire hypothese: Via cerebrale ischemische laesie leiden tot depressie symptomen. Klinische validiteit onbekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke neurotransmitters zijn betrokken bij depressie?

A
  • Dopamine
  • Glutamaat
  • Noradrenaline
  • Serotonine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het beste meetinstrument om een depressie bij ouderen te diagnosticeren?

A

GDS (Geriatrische depressie schaal): 15 of 30 vragen (vaker wordt GDS15 gevraagd). 5 of meer punten is depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn alarmsignalen voor een mogelijke suicide?

A
  • Agitatie
  • Bezittingen weggeven
  • Testament herzien
  • Toename alcoholgebruik
  • Therapie ontrouw
  • Onnodig risico’s nemen
  • Preoccupatie met de dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de eerste keus medicamenteuze behandeling bij een minor depressie bij ouderen?

A

Citalopram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het stappenplan bij een farmacologische behandeling van depressie?

A

1: SSRI (citalopram, escitalopram, sertraline)
2: Andere SSRI (Venlafaxine, Mirtazapine)
3: TCA (nortryptiline (minder anticholinergische bijwerkingen)
4: TCA + Lithium
5: Elketroconvulsie therapie
6: MAO-remmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer begin je bij stap 3 van het medicamenteuze behandelplan van een depressie?

A

Bij een ernstige depressie

Bij een psychotische depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer wordt er meteen begonnen aan electroconvulsie therapie?

A

Bij levensbedreigende situaties, suicide, katatonie, niet eten en drinken, ernstige pychotische depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe zorgen antidepressiva voor een verhoogd valrisicio?

A
  • Hyponatriëmie

- Extrapyramidaal syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke combinatie van medicatie geeft zeker hyponatriemie?

A
  • Antidepressiva

- Hydrochloorthiazide

17
Q

Welke 4 typen dementie worden besproken?

A
  • Ziekte van alzheimer (meestvoorkomend, korte termijn eerst)
  • Vasculaire dementie (acuut, motorische symptomen met vallen!)
  • Frontotemporale dementie (jonge leeftijd)
  • Lewy body dementie (fluctuerend, aandachtsproblemen, hallucinaties/wanen, ruimtelijk inzicht)
18
Q

Frontotemporale dementie uit zich in 3 vormen, welke?

A
  • Gedragsvariant (stereotiep, apathisch, ontremd gedrag)
  • Primair progressieve afasie (met name grammatica)
  • Semantische dementie (kunnen geen betekenis geven aan woorden)
19
Q

Welk beeldvormend onderzoek kan er worden gedaan bij het diagnosticeren van dementie?

A

Bij vasculaire dementie een MRI

Bij frontotemporale dementie een CT

20
Q

Acetylcholinesteraseremmers zijn gunstig voor het vertragen van de achteruitgang bij de ziekte van alzheimer. Waar geeft dit medicijn echter wel risico op en waarbij het is daardoor gecontra-indiceerd?

A

Het geeft een risico op geleidings- en ritmestoornissen en syncopen.

Gecontraindiceerd bij: hartfalen, sick sinus syndrome, SA en AV blok en syncope door ritmestoornis in de VG.

21
Q

Antipsychotica kan een gunstig effect hebben op het bestrijden van symptomen bij dementie. Maar er moet opgepast worden bij het voorschrijven van klassieke antipsychotica bij een bepaald type dementie. Welke dementie is dit en waarom moet men hierbij oppassen?

A

Bij lewy body dementie. Het kan het parkinsonisme versterken.

22
Q

Welke type delier (hyperactieve of hypoactieve) heeft een slechte prognose en waarom?

A

Hypoactief, omdat deze vaak niet herkend wordt

23
Q

Wat zijn de criteria voor een delier?

A
  • Stoornis in het bewustzijn en de aandacht
  • Ontwikkelt zich in korte tijd
  • Een bijkomende stoornis in cognitieve functies
  • Blijkt dat stoornis direct gevolg is van somatische aandoening, intoxicatie, onttrekking middel, blootstelling giftige stof, multipele oorzaken
24
Q

Welke medicament is eerste keus bij een delier? Wat zijn bijwerkingen hiervan?

A

Haloperidol (haldol)

Extrapiramidale effecten en acute dystonie

25
Q

Wanneer spreken we van polyfarmacie?

A

Wanneer er sprake is van het gebruik van 5 of meer medicijnen tenminste 3 maanden

26
Q

Waar kunnen nsaids risico op geven?

A
  • GI bloedingen
  • Bloeddruk verhoging
  • verminderde nierfunctie
  • acute opname voor hartfalen en myocardinfarct
27
Q

Wat zijn de drug-drug interacties bij de volgende combinaties?

RAAS-remmers + NSAID’s
Benzodiazepines + opiaten
Bètablokkers + sulfonylureumderivaten

A

RAAS-remmers + NSAID’s = Nierfunctieverlies

Benzodiazepines + opiaten = Sedatie en vallen

Bètablokkers + sulfonylureumderivaten = Hypoglycemie

28
Q

Bij ouderen moet er opgelet worden met de therapeutische breedte bij hydrofiele medicijnen. Noem twee hydrofiele medicijnen.

A
  • Lithium

- Gentamicine