Paddenstoelen- Meetnet - bospaddenstoel soorten Flashcards

(100 cards)

1
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organisme vind je hem?

Goudgele tot oranjebruine, aanvankelijk platte of ingedeukte, later ondiep trechtervormige hoed met onregelmatig golvende rand.
Aan de onderkant geen echte plaatjes maar gevorkte plooitjes in dezelfde kleur als de hoed. Sporen okergeel.
Steel wat breder aan de top en onderaan smaller toelopend.
Vlees bleekgeel, stevig, ruikt fruitig, naar abrikozen.

A

Hanenkam
Cantharellus cibarius

Ectomycorrhiza

Loof- naaldbomen

Groeit vaak in groepen in loofbossen (vooral bij eiken en beuken), soms in naaldbossen op zandgronden en in de duinen (juni - december). Algemeen. Rode lijst: gevoelig.
Zeer smakelijk. Rauw enigszins scherp van smaak. Eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen vind je hem?

Beigeoranje tot oranjeroze, meestal gezoneerd gevlekte, gebolde tot ingedeukte hoed (Ø 3-7 cm), met glad oppervlak, later met golvende rand.
Lamellen crèmekleurig tot gelig of bleekvleeskleurig. Bij beschadiging bleekgeel melksap afscheidend, al gauw verkleurend naar helder geel.. Sporen geelwit.
Steel gekleurd als de hoed of bleker. Smaakt zeer scherp. Ruikt wat zurig.

A

Zwavelmelkzwam
Lactarius chrysorrheus

Ectomycorrhiza

Eik

Groeit op zure, zandige bodem, langs paden en lanen, in gemengde bossen en loofbossen, bij eiken (september - december). Algemeen. Niet eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen vind je hem?

Gebolde tot ingedeukte, stevige, gladde, glanzende hoed, met een kleurenschakering van paars, grijs, blauw, of groen. Huid afstroopbaar.
Plaatjes vrij dicht opeen, gevorkt, wit van kleur, voelen vettig aan, elastisch (niet verbrokkelend). Sporen wit.
Steel recht, glad en wit, soms rozig getint.

A

Regenboogrussula
Russula cyanoxantha

Ectomycorrhiza

Loofbomen

Vlees stevig wit, soms met bleekpaarse tint. Reukloos. Eetbaar met milde smaak.

Groeit in loofbossen en langs lanen, voornamelijk bij beuken (juli - november). Zeer algemeen. Eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen vind je hem?

A

Smakelijke rusulla
Russula vesca

Ectomycorrhiza

Eik en beuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen komt hij voor?

Bleekgroengele tot witte, gebolde tot uitgespreide hoed (Ø 4-10 cm) met witte tot bruinachtige vlekjes van omhulselresten, en rafelige rand.
Plaatjes wit, vrij dicht opeen, buikig. Sporen wit.
Steel wit met rokvormige ring en ronde knol aan de basis en een zakvormige beurs. Ruikt duidelijk naar rauwe aardappel.

A

Gele knolamaniet
Amanita citrina

Ectomycorrhiza

Loofbomen

Giftig, maar door koken wordt de gifwerking wel ongedaan gemaakt.
Groeit op zandige bodem in loof- en naaldbossen (juli - november). Algemeen.
Er worden twee ondersoorten onderscheiden van de gele knolamaniet, de witte (var. alba) en de meer gelige (var. citrina). Giftig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen komt hij voor?

Licht oranjebruine tot oranjegele hoed (Ø 4-8 cm), aanvankelijk kegelvormig tot gebold, later plat met centrale bult (umbo), met karakteristieke gegroefde, wat blekere rand. Hoed voelt wat vettig aan.
Plaatjes wit tot crèmekleurig, dicht opeen, vrij. Sporen wit.
Steel lang en slank, wit, onderaan bleek roodbruin, zonder ring, hol, met zakvormige beurs.
Vlees wit, bros, zonder opvallende geur of smaak.

A

Roodbruine slanke amaniet
Amanita fulva

Ectomycorrhiza

Loofbomen

Groeit op zure bodem, zowel bij loof- als bij naaldbomen, maar vooral bij berken (juli - oktober). Zeer algemeen.
Net als de meeste amanieten, is ook deze giftig indien rauw gegeten maar eetbaar na koken. Giftig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen komt hij voor?

Bleekokergele, gebolde tot platte hoed (5-10 cm) met grote witte, onregelmatige resten van het velum en enigszins gegroefde rand.
Plaatjes dicht opeen, vrij, buikig, wit. Sporen wit.
Steel wit, met vergankelijke ring en ronde knolvormige verdikking en witte beurs (volva) aan de basis

A

Narcisamaniet
Amanita gemmata

Ectomycorrhiza

Dennen

Groeit op zandige bodem in loof- en naaldbossen, vooral bij dennen (mei - oktober). Vrij algemeen. Niet eetbaar/ giftig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen komt hij voor?

Oranje tot donkerrode, eerst bijna bolronde, later platte hoed (Ø tot 20 cm) met witte, afveegbare stippen.
Deze amaniet is vanwege zijn opvallende kleuring waarschijnlijk de bekendse in de familie van de amanieten.
Plaatjes vrij dicht opeen, wit tot bleekgelig. buikig aangehecht. Sporen wit.
Steel wit met slap, afhangende ring en een beurs in de vorm van enkele richels aan de voet.

A

Vliegenzwam
Amanita muscaria

Ectomycorrhiza

Loof- naaldbomen

Groeit in loof- en naaldbossen, vooral bij berk, kastanje, beuk en den of spar, waarmee de vliegenzwam in symbiose leeft (augustus - december). Zeer algemeen.
Omdat deze vindplaatsen deels overeenkomen met die van het Eekhoorntjesbrood, kan de vliegenzwam, in loofbossen, een indicator daarvoor zijn. Giftig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen komt hij voor?

Bleek paars- of grijsbruine, gebolde tot platte hoed (Ø 3-9 cm), kaal of met velumresten.
Lamellen wit, vrij, dicht opeen. Sporen wit.
Steel met dunvliezige, hangende ring, grijzig boven de ring, wittig eronder, aan de basis knolvormig verdikt met beurs.
Ruikt naar aardappelen.

A

Porfieramaniet
Amanita porphyria

Ectomycorrhiza

Loof- naaldbomen

Groeit op zandige bodem bij eik en den (augustus - november). Vrij algemeen. NRL: kwetsbaar. Giftig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welke organismen komt hij voor?

Lichtbruine, rozeachtige, aanvankelijk bolle, later platte hoed (Ø 5-18 cm), met grijsroze, afveegbare schubjes en gemakkelijk afstroopbare huid.
Plaatjes buikig, vrij, wit, dicht opeen, bij kneuzing rozerood verkleurend. Sporen wit.
Steel wit tot rozebruin met grote, naar beneden hangende, gegroefde ring en richeltje van velumresten aan de voet. Aan de basis knolvormig verdikt.

A

Parelamaniet
Amanita rubescens

Ectomycorrhiza

Loofbomen

Vlees wit tot rozig, met rode vlekken binnen in de steel. Geur onopvallend. Smaakt wrang. Eetbaar alleen gekookt, rauw giftig!
Groeit bij loof- en naaldbomen (mei - november). Zeer algemeen. Giftig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welke organismen komt hij voor?

De steel is grijzig tot wit van kleur, bevat gordels van witte vlokken en heeft een witte ring. De knolvoet is omgeven door een witte beurs.

A

Kleverige knolamaniet
Amanita virosa

Ectomycorrhiza

Beuk

Komt vooral in loofbossen voor, maar ook af en toe in naaldbossen wordt gevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen komt hij voor?

Uivormig vruchtlichaam, bijna geheel onder de grond groeiend, donkerbruin gevlekt, met puntig topje.
Scheurt open in 6-16 slippen (totaal Ø 3-10 cm) daarbij het grijzig of beige, fijn viltig sporenbolletje omhood duwend. Daarmee lijkt deze zwam een aardster.
Slippen grijsbruin tot donkerbruin, met een netwerk van bleker gekleurde barstjes.
Bij droog weer sluiten de slippen zich weer om het bolletje.
Sporen donkerbruin.

A

Weerhuisje
Astareus hygrometricus

Ectomycorrhiza

Loofbomen

Groeit bij loofbomen in bossen en wegbermen (kan het hele jaar door gevonden worden). Vrij zeldzaam in Nederland. Niet eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen komt hij voor?

Klein, afgeplat, beige tot roobruin, rond tot niervormig hoedje (Ø 5-20 mm), behaard met duidelijk blekere rand.
Aan de onderzijde grijswitte tot rozeachtige, iets langs de steel aflopende stekels. Sporen wit.
Steel zijdelings aangehecht, rood- tot donkerbruin met viltige beharing, onderaan borstelig.

A

Oorlepelzwam
Auriscalpium vulgare

Saprotroof op hout

Den

Groeit op kegels van dennen, soms van sparren, en kan het hele jaar door gevonden worden. Algemeen. Niet eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen komt hij voor?

Eerst halfbolronde tot kussenvormige, licht- tot donkerbruine, stevig aanvoeldende hoed (Ø 5-25 cm), met wat vettig oppervlak en lichtgekleurde rand.
Aan de onderkant fijne buisjes, uitgebocht aangehecht. Crèmekleurige, later olijfgroene, kleine poriën. Sporen olijfbruin.
Steel crèmekleurig, peervormig, stevig, het bovenste deel bedekt met een lichtgekleurd netwerk.
Het vlees is stevig, wit of crèmekleurig, verkleurt niet bij doorsnijden en kan goed gedroogd bewaard worden. Ruikt opvallend kruidig.

A

Gewoon eekhoorntjesbrood
Boletus edulis

Ectomycorrhiza

Loof- naaldbomen

Groeit vooral op zure bodem, in loofbossen bij beuk, kastanje, eik of berk en soms ook in naaldbossen bij den of spar (juli - oktober). Zeer algemeen.
Eekhoorntjesbrood is de bekendste boleet en wordt beschouwd als een van de lekkerste eetbare paddenstoelen. Eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen komt hij voor?

Oranjegele tot oranje, op koraal gelijkende zwammetjes, die enigzins kleverig aanvoelen en buigbaar zijn.
Takken uitlopend in meervoudige gevorkte uiteinden. Sporen bleek okergeel.

A

Kleverig koraalzwammetje
Calocera viscosa

Saprotroof op hout

Den

Groeit op vermolmde stronken en takken van naaldbomen (juni - november). Zeer algemeen.
Vlees rubberachtig en taai. Niet eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen komt hij voor?

Geelbruine tot grijsbruine trechtervormige hoed (Ø 2-6 cm) met golvende, soms wat gekartelde rand.
Aan de onderzijde op plaatjes lijkende plooien, grijsachtig tot gelig, met dwarsverbindingen, langs de steel aflopend. Sporen gelig.
Steel olijfgeel, vaak met lengteplooien.

A

Trechtercantharel
Cantharellus tubaeformis

Ectomycorrhiza

Eik

Ruikt wat grondig. Eetbaar maar wat taai.
Groeit op zure bodem, langs paden en lanen, zowel bij loof- als naaldbomen (juli - november). Matig algemeen. NRL: kwetsbaar. Eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen komt hij voor?

Gladde, geeloranje tot oranjebruine, gebolde tot kussenvormige hoed (Ø 5-15 cm), wat kleverig bij vochtig weer.
Buisjes oranje tot roestbruin, aangehecht of enigszins aflopend, vrij grof en hoekig van structuur. Sporen roodbruin.
Steel slank, oranjegeel, aan de voet vaak met opvallende zwamvlok (mycelium).

A

Peperboleet
Chalciporus piperatus

Ectomycorrhiza

Loof- naaldbomen

Vlees bleekgeel, aangenaam van geur, eetbaar maar scherp peperachtig van smaak en kan darmklachten veroorzaken. Daarom vooral geschikt als specerij.
Groeit bij loof- en naalbomen, vooral bij beuk, berk, eik en spar (juni- oktober). Algemeen. Niet eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organsme komt hij voor?

Wijnroodbruine gebolde tot uitgespreide hoed (Ø 3-8 cm) met kleverig oppervlak en duidelijke, spitse bult (umbo). Vaak wat radiair geribbeld.
Plaatjes ver uiteen, aflopend, crèmekleurig tot roodbruin, later donker paarsbruin. Sporen bruin.
Steel oranjebruin, onderaan geliger, met een vage, vezelige ringzone, vlak onder de lamellen.
Vlees kopergeel tot paarsrood.

A

Koperrode spijkerzwam
Chroogomphus rutilus

Ectomycorrhiza

Den

Groeit op zandbodems in naaldbossen. (Juli - November). Vrij zeldzaam. Rode lijst: bedreigd. Eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welk organismen komt hij voor?

Bleek geel- of grijsbruine gladde, platte tot trechtervormige hoed (Ø 3-8 cm), donkerder naar het centrum toe.
Plaatjes wit tot gelig, vrij ver uiteen, ver aflopend. Sporen wit.
Steel wit tot gelig olijfkleurig, sterkverbreed aan de voet.
Vlees los en waterig. Ruikt aangenaam zoet-kruidig.

A

Knotsvoettrechterzwam
Clitocybe clavipes

Saprotroof op de grond

Loofbomen

Groeit op zure, zandige bodem bij loof- en dennenbomen (juli - november). Zeer algmeen. Eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welke organismen komt hij voor?

Lichtgrijze tot grijsbruine hoed (Ø 5-30 cm), aanvankelijke gebold tot plat met ingekrulde rand, later ingedeukt tot trechtervormig met golvende rand en vaak met flauwe bult in het centrum.
Plaatjes recht aangehecht of enigszins aflopend, wit-crèmekleurig, zeer dicht opeen. Sporen gelig.
Steel grijswit, dik en recht, met iets knotsvormige voet.
Vlees stevig, wit, ruikt kaasachtig, smaakt mild tot zurig.

A

Nevelzwam
Clitocybe nebularis

Sapotroof op de grond

Loofbomen

Groeit vaak in heksenkringen, zowel in loof- als naaldbossen (september - november). Zeer algemeen.
Hoewel door sommigen als eetbaar beschouwd, kan de paddenstoel klachten veroorzaken. Giftig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welke organismen komt hij voor?

Gewelfde tot uitgespreide, grijzig groene, soms blauwgroene hoed (Ø 3-9 cm), aan de rand lichter gekleurd.
Lamellen wit of crèmekleurig met blauwgroene tint, breed aangehecht tot enigszins aflopend. Sporen wit.
Steel wit met een vleugje blauwgroen, vaak wat verdikt en witwollig aan de basis, overlangs vezelig.

A

Groene anijstrechterzwam
Clitocybe odora

Sapotroof op de grond

Loofbomen

Vlees stevig, ruikt sterk naar anijs en behoudt deze smaak bij het bereiden.
Groeit op strooisel in loofbossen, vooral bij beuk, eik en berk (augustus - november). Algemeen. Eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welke organismen komt hij voor?

Bleek grijsbruine, ingedeukte hoed (Ø 2-6 cm), naar de rand toe doorschijnend gestreept.
Plaatjes grijsachtig wit, breed aangehecht of langs de steel aflopend. Sporen wit.
Steel gekleurd als de hoed, wit harig aan de voet.

A

Gestreepte trechterzwam
Clitocybe vibecina

Sapotroof op de grond

Naaldbomen

Vlees week, geur melig.
Groeit op zure zandige bodem, in loof- en naaldbossen (oktober-november). Zeer algemeen. Niet eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welke organismen komt hij voor?

Uitgespreide, platte of wat ingedeukte, witte hoed (Ø 3-8 cm) met matte, gladde, of wat viltig opppervlak en ingerolde rand, later vaak gelobd.
Lamellen wit, later rozig, dicht opeen, aflopend. Sporen roze.
Steel wit, recht of wat dikker aan de voet, soms excentrisch geplaatst.

A

Grote molenaar
Clitopilus prunulus

Sapotroof op de grond

Ruikt opvallend melig. Is eetbaar maar gemakkelijk te verwarren met niet eetbare paddenstoelen
Groeit op allerlei vochtige bodems, vooral bij loofbomen (juli - november). Algemeen. Eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke soort is dit?

Tot welke groep behoort deze?

Op welke organismen komt hij voor?

De witte hoed heeft een geelbruine tint in het centrum. Zijn diameter bedraagt tot 1,5 cechte tolm. De witte steel wordt 2,5 cm lang.

A

Purperknolcollybia
Collybia tuberosa

Parasiet op bomen

Paddenstoelen

Deze saprotrofe zwam is te vinden op strooisel op zand of leem of op dode resten van andere zwammen (melkzwammen, russula’s) in loofbossen op matig vochtige tot droge, kalkarme en voedselarme zand- of leembodems. Soms groeit de soort in naaldbossen, en dan op een voedselrijke, kalkrijke zandgrond. Niet eetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organismen komt hij voor? ## Footnote Platte tot trechtervormige hoed (3-10 cm), geel- tot kaneelbruin in concentrische ringen, met vezelig oppervlak en rimpelige tot golvende rand. Aan de onderzijde ronde tot onregelmatige, grove poriën, lichtgrijs tot geelbruin, aflopend. Steel gekleurd als de hoed, smal toelopend naar beneden toe, soms vergroeid met andere stelen.
Echte tolzwam *Coltricia perennis* Ectomycorrhiza | Den ## Footnote Vlees taai, donkerbruin, kleurt zwart met KOH. Geur onopvallend. Groeit op schrale zandige zure bodem, in loof- en naalbossen, vooral bij dennen (juli - november) Vrij algemeen. NRL: gevoelig. **Niet eetbaar**
26
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organsimen komt hij voor? ## Footnote Bleekpaarse, bijna witte, later okerkleurige, gebolde tot uitgespreide hoed (Ø 3-9 cm) met zijdeachtig glad oppervlak, met draderige velumresten aan de rand. Lamellen bleekpaars, later roestbruin, met bocht aangehecht. Sporen roestbruin. Steel gekleurd als de hoed, aan de voet met enigszins spits toelopende knol.
Lila gordijnzwam *Cortinarius alboviolaceus* Ectomycorrhiza | Eik en beuk ## Footnote Vlees wittig tot bleekpaars. Geur onopvallend Groeit op schrale bodems, bij loofbomen (augustus - oktober). Vrij algemeen. NRL: kwetsbaar. **Eetbaar**
27
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organismen komt hij voor? ## Footnote Bleekpaarsbruine tot bleek roestbruine, gewelfde hoed (Ø 3-10 cm) met zijdeachtig oppervlak en lang naar beneden gebogen blijvende rand. Plaatjes van bleekgrijspaars tot roestbruin, uitgebocht aangehecht. Sporen roestbruin. Steel wittig tot bleekpaars met vage velumgordels op de onderste helft en een door de sporen roestbruin gekleurde gordel vlak onder de hoed. .
Vaaggegordelde gordijnzwam *Cortinarius anomalus* Ectomycorrhiza | Loofbomen ## Footnote Groeit op allerlei bodemtypes, vooral bij berken, beuken of fijnsparren (augustus - oktober). Algemeen. **Niet eetbaar**
28
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organismen komt hij voor? ## Footnote Oranjebruine tot steenrode, klokvormige tot gebolde hoed (Ø 5-11 cm) met glad tot fijnvezelig geschubd oppervlak en lang ingerold blijvende rand. Lamellen vlak tot uitgebocht aangehecht, met klein tandje, vrij ver uiteen, aanvankelijk bleek oranjegeel, later kaneelbruin. Sporen roodbruin. Steel met opvallende oranjerode gordels van velumresten, onderaan wat knotsvormig.
Armbandgordijnzwam *Cortinarius armillatus* Ectomycorrhiza | Berk ## Footnote Vlees wittig, later lichtbruin. Geur zwak radijsachtig. Eetbaar, maar zeldzaam, dus niet plukken. Groeit op zurige, schrale zandbodem bij berken (juli - oktober). Zeldzaam in Nederland (NRL: ernstig bedreigd). **Eetbaar**
29
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organismen komt hij voor? ## Footnote Gebolde tot platte hoed met aanliggende rozerode tot bruinrrode schubjes op een witte of gelige ondergrond (Ø 2-6 cm). Plaatjes bleek okergeel tot kaneelbruin, breed aangehecht tot uitgebocht. Sporen roestbruin. Steel als de hoed, aan de top wit of geelachtig. Vlees witachtig, kleurt fel geel bij beschadiging. Geur onopvallend.
Roodschubbige gordijnzwam *Cortinarius bolaris* Ectomycorrhiza | Eik en beuk ## Footnote Groeit op schrale, zandige bodem in loofbossen bij beuken en eiken (september - oktober). Matig algemeen. Rode lijst: kwetsbaar. Deze soort heeft sterk te lijden onder de toename van de stikstof en is daarom sterk achteruit gegaan. **Niet eetbaar**
30
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organsimen komt hij voor? ## Footnote Kaneelbruine tot oranjebruine, fijn viltige, gebolde tot uitgespreide hoed (Ø 1-5 cm), vaak met brede, lage umbo en lang naar beneden gebogen blijvende rand. Lamellen vrij dicht opeen, aangehecht, aanvankelijk oranje, later roestbruin. Sporen roestbruin Steel olijfgeel, recht, met wat gelige velumresten. Vlees gelig. Ruikt wat radijsachtig of zwak naar jodoform, smaakt meestal bitter.
Kaneelkleurige gordijnzwam *Cortinarius cinnamomeus* Ectomycorrhiza | Loofbomen ## Footnote . Groeit op zandige bodem bij naaldbomen (augustus - oktober). Matig algemeen. **Niet eetbaar**
31
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organismen komt hij voor? ## Footnote Geelbruine tot oranjebruine, gebolde tot uitgespreide hoed (Ø 2-5 cm), met stompe bult (umbo). Oppervlak wat viltig vezelig. Rand lang ingekruld. Lamellen aan de onderzijde aangehecht, geel, later bruiner. Sporen roestbruin. Stengel recht, droog, overlangs fijn vezelig, gekleurd als de hoed, soms wat bruinig onderaan. Vlees gelig. Ruikt wat radijsachtig.
Geelplaatgordijnzwam *Cortinarius croceus* Ectomycorrhiza | Loofbomen ## Footnote Groeit op zure, voedselarme bodem bij naald- en loofbomen (september - november). Vrij algemeen. **Niet eetbaar**
32
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organismen komt hij voor? ## Footnote Bleek okerkleurige, kegelvormige, gebolde tot uitgespreide hoed (Ø 3-8 cm) met wat slijmig oppervlak en naar binnen gekrulde rand. Plaatjes breed aangehecht, crèmekleurig tot bleekpaars, later oranjebruin. Sporen roestbruin. Steel witachtig met bleek okergele velumzones, vaak ook wat slijmerig, soms met paarse tinten aan de top en onderaan vaak verdikt. Ruikt naar radijsjes. Smaakt bitter.
Okergele gordijnzwam *Cortinarius delibutus* Ectomycorrhiza | Loofbomen ## Footnote Groeit op zure bodem bij loofbomen, vooral beuk, eik, ratelpopulier en berk (augustus - oktober). Algemeen. Recentelijk meent men 2 ondersoorten te kunnen onderscheiden: de Bleekgele gordijnzwam en de Okergelegordijnzwam. **Niet eetbaar**
33
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organismen komt hij voor? ## Footnote Het vruchtlichaam is roest- of kaneelbruin gekleurd. De gewelfde, dunvlezige hoed bereikt een diameter van drie tot acht centimeter en heeft een viltig oppervlak, meestal met een duidelijke puntige bult. De slanke, knotsvormige steel heeft dezelfde kleur als de hoed, soms met geelachtige strepen. Het kan een lengte van acht centimeter en een diameter van anderhalve centimeter bereiken. De lamellen zijn roestbruin.
Fraaie gifgordijnzwam *Cortinarius rubellus* Ectomycorrhiza | Eik en den ## Footnote De schimmel heeft een voorkeur voor zure, vochtige en moerassige bodem, begroeid met veenmossen. In augustus tot oktober ontwikkelen de vruchtlichamen zich vaak in groepen op de grond. Ze groeien vooral onder naaldbomen, zoals dennen en sparren, maar ook onder eiken. Met coniferen vormt hij regelmatig een mycorrhiza (symbiose).
34
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organismen komt hij voor? ## Footnote Geel- tot olijfbruine, later roodbruine, kegelvormige tot afgeplatte hoed (Ø 2-8 cm) met stompe bult en fluwelig of fijn geschubd oppervlak. Plaatjes vrij dicht opeen, uitgebocht aangehecht, rood- tot donker roodbruin. Sporen donkerroestbruin. Bij jonge exemplaren is de rand van de hoed met een fijn web met de steel verbonden. Steel gelig tot oranjebruin, met vage roodachtige ringen en soms onderaan roodachtig vezelig. Vlees bleek gelig. Ruikt en smaakt radijsachtig, maar veroorzaakt spijsverteringproblemen.
Pagemantel *Cortinarius semisanguineus* Ectomycorrhiza | Naaldbomen ## Footnote Groeit vaak in groepen, op zandige bodem in naaldbossen, vooral bij jonge dennen (augustus - oktober). Vrij algemeen. NRL: kwetsbaar. **Niet eetbaar/ giftig**
35
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organismen komt hij voor? ## Footnote De hoed is nier- tot schelpvormig en heeft een doorsnede van 1 tot 6 cm. De kleur is roomwit/okerkleurig in vochtige toestand tot grijswit bij droogte. Bij oude exemplaren kan de hoedrand gaan omkrullen. Het vlees voelt week en gelatine-achtig aan. Net als rubber kan het behoorlijk ver worden uitgerekt voordat het scheurt.
Weekoorzwammetje *Crepidotus mollis* Sapotroof op hout | Loofbomen ## Footnote De soort groeit op loofhout (dood) en op zowel voedselarme als -rijke grond. Vruchtlichamen staan meestal in grote aantallen bij elkaar. In Nederland heeft de soort de status algemeen en kan vooral worden waargenomen in de nazomer tot de winter.
36
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organismen komt hij voor? ## Footnote Oker- tot oranjegele, aanvankelijk gebolde, later platte hoed (Ø 2-5 cm) met korrelig oppervlak en grove velumvolkjes aan de rand en soms enigszins radiair gerimpeld. Lamellen vrij dicht opeen, witachtig, breed aangehecht. Sporen wit. Steel roestbruin, met vergankelijke, vlokkige ring en vlokjes onder de ring, erboven vezelig.
Okergele korrelhoed *Cystoderma amianthemum s.l.* Sapotroof op de grond ## Footnote Ruikt kruidig tot muffig. Over de eetbaarheid en de smaak lopen de meningen uiteen. Groeit op zandige bodem tussen het mos in loof- en naaldbomen en op schrale graslanden (augustus- november). Algemeen. **Eetbaar**
37
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organismen komt hij voor? ## Footnote Wittige, fijnkorrelige hoed (Ø 2-5 cm), bleek vleeskleurig in het centrum, met velumresten langs de rand. Lamellen wit, dicht opeen, aangehecht. Sporen wit. Steel stevig, met vliezige, omhooggerichte ring, boven de ring glad, eronder wit fijnvlokkig. Soms wat verdikt aan de voet. Vlees bleekbeige tot gelig, ruikt wat onaangenaam muffig.
Vleeskleurige korrelhoed *Cystoderma carcharias* Sapotroof op de grond ## Footnote Groeit meestal op kalkhoudende bodem in naald- en gemengde bossen (september - november). Vrij zeldzaam (NRL: bedreigd) **Eetbaar**
38
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organismen komt hij voor? ## Footnote Klein rondachtig, aanvankelijk bruin, later zwart wordend, wrattig hoedje (Ø 5-10 mm). Steel olijfgeel, later donkerder.
Ronde truffelknotszwam s.l. *Elaphocordyceps capitata s.l.* Parasiet op paddenstoelen | Hertentruffel ## Footnote Groeit op zandige bodem in loofbossen op ondergrondse hertentruffels (september - november). Zeldzaam. NRL: Bedreigd. **Niet eetbaar**
39
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organismen komt hij voor? ## Footnote Klein, variabel knotsvormig, eerst bruinig met olijfgroene steel, later zwartwordend vruchtlichaam. Steelgedeelte duidelijk smaller dan de knots.
Zwarte truffelknotszwam *Elaphocordyceps ophioglossoides* Parasiet op paddenstoelen | Hertentruffel ## Footnote Parasiteert via gelige myceliumstrengen op ondergrondse hertentruffels. Groeit op zure, zandige bodem, in loof- en naaldbossen (juli-november). Vrij algemeen. **Niet eetbaar**
40
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organismen komt hij voor? ## Footnote Geelbrujin, doorschijnend gestreept, eerst gebold, later afgeplat hoedje (Ø 1 - 4 cm), met donkerder centrum en bleker naar de rand toe. Hygrofaan. Lamellen vrij ver uiteen, smal aangehecht, eerst crèmekleurig, later bleekroze. Spore roze. Steel lang en slank, bleek grijsgeelbruin, enigszings overlangs vlokkig vezelig. Vlees dun. Geur onopvallend.
Dennensatijzwam *Entoloma cetratum* Sapotroof op hout ## Footnote Groeit op strooisel op zure bodem in naalbossen (september - november). Vrij algemeen. NRL: gevoelig. **Niet eetbaar**
41
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organismen komt hij voor? ## Footnote Zwarte, matglanzende, onderaan smal toelopende vruchtlichamen (Ø 1-4 cm). Bovenzijde glad en glanzend zwart met kleine wratjes, buitenzijde zwart viltig. Bij het ouder worden vormt de sporendragende onderzijde stoppeltjes. Sporen wit. Vlees gelantineachtig, zwart glazig. Geur onopvallend.
Eikentrilzwam *Exidia truncata* Sapotroof op hout | Eik ## Footnote Groeit in groepen op de schors van dode loofbomen, vooral eiken. Kan het hele jaar door gevonden worden, maar vooral in de late herfst en in de winter (november - maart). Zeer algemeen. **Niet eetbaar**
42
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organismen komt hij voor? ## Footnote Ovaalrond, wit tot beige vruchtlichaam (2-5 cm), openscheurend in 5-10 slippen die sterk omrollen en onderaan vastgroeien in de aarde. Bolletje ongesteeld, opening franjeachtig bewimperd. Sporen lichtbruin.
Gewimperde aardster *Geastrum fimbriatum* Sapotroof op de grond ## Footnote Groeit op humusrijke bodem in loof- en naaldbossen (augustus - oktober). Vrij algemeen. **Niet eetbaar**
43
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organismen komt hij voor? ## Footnote Console- of waaiervormige, oranjegele tot donkerroestbruine, gezoneerde, vezelig behaarde hoed (3-10 cm breed) met lichte, geige groeirand. Aan de onderzijde grillige, doolhofachtige, plaatjesachtige buisjes, grijsachtig tot okerkleurig, bij druk bruin verkleurend. Sporen wit. Het vruchtlichaam kleurt zwart met KOH.
Geelbruine plaatjeshoutzwam *Gloeophyllum sepiarium* Sapotroof op hout | Naaldbomen ## Footnote Groeit op zonnige plaatsen op hout van naaldbomen, vooral van fijnsparren (kan het hele jaar door gevonden worden). Algemeen. **Niet eetbaar**
44
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organsimen komt hij voor? ## Footnote Bleek paarsbruine, gebolde tot iets ingedeukte hoed (Ø 4-12 cm), met slijmerig oppervlak en lang ingerold blijvende rand. Lamellen dik, vrij ver uiteen, wittig, later grijzig, aflopend. Sporen donker olijfbruin. Steel recht, wit, onderaan geel, met slijmige ringzone net onder de lamellen.
Slijmige spijkerzwam *Gomphidus glutinosus* Ectomycorrhiza | Spar ## Footnote Groeit op kalkhoudend, zandige bodem bij naaldbomen (juli - oktober). Vrij zeldzaam. NRL: bedreigd. **Eetbaar**
45
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organsimen komt hij voor? ## Footnote Bleek- tot donkerzalmroze, gebolde, platte tot enigszins ingedeukte hoed Ø 2-8 cm), met lang ingerold blijvende rand en vaak wat slijmerig oppervlak. Lamellen vrij dik en vettig, wit, later grijs, aflopend. Sporen donkergrijs. Steel vrij dik, smaller aan de basis, wit, met wollige ringzone onder de lamellen. Vlees wit.
Roze spijkerzwam *Gomphidius roseus* Ectomycorrhiza | Den ## Footnote Groeit op zure zandbodem bij dennen, samen met koeienboleten waarop de roze spijkerzwam parasiteert (juli - oktober). Vrij algemeen. **Eetbaar**
46
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organismen komt hij voor? ## Footnote Lichtgrijs tot donkerbruin gemelleerde, waaiervormige, fluwelige hoed (3-10 cm), vaak radiaal gegroefd. Aan de onderzijde zeer fijne witachtige, ronde of veelhoekige poriën. Sporen wit. Steel witachtig, zijdelings aangehecht en tot een centrale stam vergroeid. Vlees wit en taai. Ruikt aangenaam, smaak mild. Jonge exemplaren zijn eetbaar, oude zijn taai.
Eikhaas *Grifola frondosa* Parasiet op bomen | Eik ## Footnote Vormt dichte bundels of rozetten (tot wel 50 cm groot) aan de voet van oude, alleenstaande eiken en veroorzaakt daarbij witrot (augustus - oktober). Algemeen. **Eetbaar**
47
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organsimen komt hij voor? ## Footnote Zeer kleine, vleeskleurige, gebolde, radiair gerimpelde hoedjes (Ø 3-10 mm), met donkerroodbruin genaveld centrum. Plaatjes ver uiteen, vleeskleurig, smal aangehecht. Sporen wit. Steel zeer dun, donkerbruin tot zwart, buigzaam en glanzend, als een paardenhaar.
Paardenhaartaailing *Gymnopus androsaceus* Sapotroof op kruidige planten | Naaldbomen ## Footnote Groeit op zandige bodem op strooisel en takjes in naaldbossen en loofbossen (juli - november). Zeer algemeen. **Niet eetbaar**
48
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organsimen komt hij voor? ## Footnote Lichtbruin tot bleek vleeskleurig, uitgespreid tot ingedeukt hoedje (Ø 2-4 cm), vaak met golvende en omhoog krullende rand. Lamellen dicht opeen, crèmekleurig, smal aangehecht tot vrij, met fijn gewimperder rand (loep). Sporen crèmekleurig. Steel bovenaan gekleurd als de hoed, naar onder toe donker roodbruin, fijn behaard, wat wolliger aan de basis. Geur onopvallend.
Bundelcollybia *Gymnopus confluens* Sapotroof op de grond ## Footnote Groeit in bundels op strooisel in loof- en gemengde bossen (juli - november). Algemeen. De hoeden zijn **Eetbaar**
49
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organsimen komt hij voor? ## Footnote Oranjebruine gebolde, gladde hoed (Ø 3-10 cm), vaak met gelobde rand en soms wat vettig oppervlak. Lamellen dik, vrij ver uiteen, grijswit tot vleeskleurig, met bocht aangehecht. Sporen wit. Steel crèmekleurig tot donkerroodbruin onderaan, naar beneden smal toelopend, met wortelstrengen. Vlees taai elastisch, ruikt soms wat onaangenaam.
Spoelvoetcollybia *Gymnopus fusipes* Parasiet op bomen | Eik en beuk ## Footnote Groeit in groepen op dood hout en levende wortels van eiken en beuken (juli - oktober). Vrij algemeen. **Niet eetbaar**
50
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organismen komt hij voor? ## Footnote Klein, witachtig tot bleek vleeskleurig, afgeplat, later ingedeukt hoedje (Ø 5-10 mm), met donkerder centrum, radiaire rimpels en gevoorde rand. Plaatjes witachtig grijs, ver uiteen. Sporen wit. Steel buigzaam, bovenaan lichtbruin, naar onder toe donkerder tot zwart, zeer fijn behaard. Ruikt onaangenaam koolachtig.
Sparrenstinktaailing *Gymnopus perforans* Sapotroof op kruiden | Spar ## Footnote Groeit op zandgrond op strooisel van naaldbomen, vooral van de fijnspar (juni-november). Algemeen. **Niet eetbaar**
51
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organsiemn komt hij voor? ## Footnote Crèmekleurige tot vleeskleurig bruine, dunvlezige hoed (Ø 2-6 cm), soms met onregelmatige vlekken en vaak radiair rimpelig. Plaatjes ver uiteen, smal aangehecht tot vrij, bleek okergeel, later geel- tot kaneelbruin. Sporen wit. Steel wat geler gekleurd dan de hoed, onderaan kenmerkend wollig tot grof harig. Gekneusd vlees ruikt azijnachtig. Smaakt zeer scherp en is daardoor niet eetbaar.
Scherpe collybia *Gymnopus peronatus* Sapotroof op kruiden | Loofbomen ## Footnote Groeit in groepjes in loof- en naaldbossen, vooral op strooisel van bladeren (juli - november). Zeer algemeen. Smaakt zeer scherp en is daardoor **niet eetbaar**
52
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke soort komt hij voor? ## Footnote Beige tot strogele, gebolde tot afgeplatte, fluwelige of gladde, later geschubde hoed (Ø 5-10 cm). Buisjes crèmekleurig, later gelig, bij druk zeer snel helderblauw verkleurend. Steel bovenaan wittig, naar onder toe meer bruinachtig, vezelig buikig, later holwordend. Vlees wit, snel blauw verkleurend aan de lucht.
Indigo boleet *Gyroporus cyanescens* Ectomycorrhiza | Eik en beuk ## Footnote Groeit op voedselarme zandgronden en zandverstuivingen bij berken, eiken of dennen en sparren (juli - oktober). Matig algemeen. NRL: bedreigd. **Eetbaar**
53
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organsimen komt hij voor? ## Footnote Vrij dik, consolevormig, lichtbruin vruchtlichaam (Ø tot 10 cm), met viltig oppervlak en stompe rand. Poriën gekleurd als de bovenzijde, enigszins hoekig. Sproren wit. Bij de aanhechting tot 4 cm dik. Vlees vezelig, kleurt meteen paars met KOH.
Kussenvormige houtzwam *Hapalopilus rutilans* Sapotroof op hout | Loofbomen ## Footnote Groeit op dood loofhout, meestal op zandgronden (kan het hele jaar door gevonden worden). Algemeen. **Niet eetbaar**
54
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organismen komt hij voor? ## Footnote Onregelmatig, zadelvormig gelobde of gekroesde, donkergrijze tot bruinzwarte hoed (Ø 2-5), waarvan de rand gedeeltelijk met de steel vergroeid is. Sporen wit. Steel lichter dan de hoed, met duidelijke overlangse groeven of plooien. Vlees broos, ruikt bij jonge exemplaren aangenaam kruidig.
Zwarte kluifzwam *Helvella lacunosa* Ectomycorrhiza | Loofbomen ## Footnote Groeit in loof- en gemengde bossen, op bermen en op grasland (mei - oktober). Algemeen. **Eetbaar**
55
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organismen komt hij voor? ## Footnote Koraal- of sponsvormig, wit of crèmekleurig, later geel of rozig verkleurend vruchtlichaam (Ø 10-40 cm) met talrijke takken eindigend in hangende, tot 10 cm lange stekels. Sporen wit.
Kammetjesstekelzwam *Hericium coralloides* Sapotroof op hout | Beuk ## Footnote Groeit op vemolmd hout van loofbomen, vooral beuken en zilversparren. Zeldzaam. (september - oktober) Eetbaar indien nog jong, maar gezien de zeldzame status wordt verzamelen absoluut ontraden. **Eetbaar**
56
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welke organsimen komt hij voor? ## Footnote Roomwit, later okergeelachtig kussenvormig vruchtlichaam (5-20 cm breed), met afhangende, tot 6 cm lange stekels, groeiend vanuit een gezamelijke stronk. Sporen wit.
Pruikzwam *Hericium erinaceus* Parasiet op bomen | Beuk ## Footnote Groeit op levende loofbomen of dode stronken ervan, vooral op beuk en zomereik, in parken en lanen (september - oktober). Matig algemeen. Nederlandse rode lijst: bedreigd. Jonge exemplaren zijn eetbaar, maar gezien de bedreigde status wordt het plukken ervan afgeraden. **Eetbaar**
57
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Lichtbruin tot donkerbruin gezoneerde, bobbelige en golvende hoed (Ø tot 8 cm), met vezelig oppervlak en lichte groeirand, vaak vergroeiend met andere exemplaren. Aan de onderzijde dunne stekels, tot 4 mm lang, aanvankelijk vleeskleurig bruin, later donkerder. Sporen bruin. Steel gekleurd als de hoed, kort en dik, met knolvormige, onregelmatige basis. Vlees taai, ruikt melig.
Gezoneerde stekelzwam *Hydnellum concrescens* Ectomycorrizha | Eik, en beuk ## Footnote Groeit op schrale, meestal zandige bodem bij loofbomen, meestal eiken of beuken, langs paden en lanen (augustus - november). Vrij algemeen. NRL: kwetsbaar) Niet eetbaar
58
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Crèmekleurige tot geel, gladde, gebolde, vlezige hoed (Ø 5-15 cm), met onregelmatig golvende, gelobde of met andere exemplaren vergroeide, naar beneden gebogen rand. Aan de onderzijde dicht opeenstaande, crémekleurige stekels, langs de steel aflopend. Sporen wit. Steel wittig of gekleurd als de hoed, bij beschadiging geel kleurend. Vlees stevig, smaakt rauw wat bitter, ruikt aangenaam. Eetbaar en smakelijk, maar de oudere exemplaren zijn bitter.
Gele stekelzwam *Hydnum repandum* Ectomycorrhiza | Beuk ## Footnote Groeit in loofbossen bij beuken en eiken, soms bij de fijnspar (juli-november). Vrij algemeen. NRL: kwetsbaar. Eetbaar en smakelijk, maar alleen gekookt of gebakken! Oudere exemplaren zijn bitter. **Eetbaar**
59
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Vaalgele tot oranje, platte of ingedeukte tot trechtervormige, fluwelig viltige hoed (Ø 3-8), met ingerolde rand. Plaatjes aflopend langs de steel, bleekoranje, dicht opeen, meermalen gevorkt en enigszins rimpelig. Sporen wit tot geelwit. Steel dun, naar beneden versmald, geeloranje. Bij de oudere exemplaren is de steel hol. Vlees week, oranjegeel, zonder opvallende geur of smaak.
Valse hanenkam *Hygrophoropsis aurantica* Sapotroof op de grond ## Footnote Groeit op zure zandgronden, vooral in naaldbossen, maar ook in loofbossen en op heide (augustus - november). Zeer algemeen. Wordt als eetbaar aangeduid, maar kan maagdarmproblemen veroorzaken. Ook 'Valse dooierzwam' genoemd. **Niet eetbaar**
60
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Gebolde tot platte of wat ingedeukte, olijfbruine hoed (Ø 2-7 cm), met slijmerig oppervlak, vaak met golvende rand. Kleur later wat gelig vlekkerig. Lamellen ver uiteen, crèmekleurig tot okergeel, wat aflopend lang de steel. Sporen crèmekleurig. Steel crèmekleurig tot okergelig, onderaan met slijmige laag, bovenaan wat vlokkig, smaller worden naar de basis. Vlees wittig, gelig onder de hoedhuid. Zonder opvallende geur of ietwat zoetig.
Dennenslijmkop *Hygrophorus hypothejus* Ectomycorrhiza | Den ## Footnote Groeit op schale, zandige bodem bij dennen (na de 1e nachtvorst, oktober - december). Vrij algemeen (NRL: kwetsbaar). **Eetbaar**
61
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Geelachtige tot oranjebruine, gebolde hoed (Ø 2-6 cm) met vage, vergankelijke velumresten op de randzone. Plaatjes aangehecht, grijswit, later grijsbruin, zonder groentinten zoals bij de gewone zwavelkop. Sporen paarsgrijs. Steel grijsachtig tot bleek gelig, onderaan meer bruinig, hol. Vlees wittig. Ruikt aangenaam, smaakt mild, soms iets scherp.
Dennen zwavelkop *Hypholoma capnoides* Sapotroof op hout | Den ## Footnote Groeit op stronken van naaldbomen, dennen en fijnsparren (september-oktober). Algemeen. **Eetbaar**
62
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Geel- tot oranjebruin, gebold of kegelvormig hoedje (Ø 1-5 cm) met wittige randzone, bedekt met fijne velumresten. Lamellen smal aangehecht, eerst bleekgrijs, later grijspaarsbruin, met blekere snede. Sporen paarszwart. Steel bleek groengelig met zebraachtige, zilverwitte strepen, bovenaan witter. Smaakt bitter, ruikt onopvallend.
Zilversteelzwavelkop *Hypholoma dispersum* Sapotroof op hout | Den ## Footnote Groeit in groepen op vermolmd hout of houtsnippers (ook begraven) van loof- en naaldbomen (september - november). Vrij algemeen. NRL: Kwetsbaar.
63
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote erst kegelvormige, later bolle tot afgeplatte, zwavelgele hoed (Ø 2-6 cm) met oker tot oranjebruine kleuring in het centrum. Rand vaak met vliezige, vergankelijke velumresten. Plaatjes dicht opeen, citroengeel, later groengrijsachtig. Sporen paarszwart. Steel citroengeel met vezelige vlokken, later naar beneden toe roestbruin, van binnen hol, vaal met donkergrijze ringzone Vlees zwavelgeel.
Gewone zwavelkop *Hypholma fasciculata* Sapotroof op hout | Den ## Footnote Groeit in bundels op alle soorten (ondergronds) dood, zacht hout (kan het hele jaar door gevonden worden). Zeer algemeen. Zeer onaangenaam van smaak (bitter, zurig) en giftig. **Gifitg**
64
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Aanvankelijk halfbolronde, later kussenvormige, diepbruine, zijdeachtige hoed, bij vochtig weer glanzend en kleverig. Buisjes recht of iets uitgebocht aangehecht. Poriën wat hoekig, bleek- tot groengeel, later olijfbruin, bij kneuzing blauw verkleurend. Sporen olijfbruin. Steel meestal recht, geelbruin met oranjebruine lengtestrepen, zonder netwerk. Vlees crèmekleurig, verkleurt bij kneuzing of snijden blauwig. Eetbaar en kruidig van smaak.
Kastanjeboleet *Imleria badia* Ectomycorrhiza | Loof en naaldbomen ## Footnote Groeit op zure zandgrond, vooral in naaldbossen, maar ook in loofbossen (juni - november). Zeer algemeen. **Eetbaar**
65
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Bruine, eerst kegelvormige, later uitgespreide hoed (Ø 2-5 cm) met donkerbruine papil en ietwat vettig, glad tot fijn vezelig oppervlak, aan de rand soms wat gespleten. Lamellen smal aangehecht, eerst vuilwit, later geelbruin. Sporen bruin. Steel gekleurd als de hoed, bovenaan blekere, overlangs fijn vezelig, jong met cortina, met opvallend knolletje aan de basis. Vlees grijswit, later bruinig. Ruikt zwak spermatisch.
Bruine knolvezelkop *Inocybe napipes* Ectomycorrhiza | Loofbomen ## Footnote Groeit op zandgronden, in loof- en naalbossen en langs lanen (augustus - november). Algemeen.
66
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor?
Bruine zandvezelkop *Inocybe subcarpta* Ectomycorrhiza | Naaldbomen
67
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Waaiervormige, geelbruine tot roodbruine, vrij platte hoed (5-15 cm breed), met fluwelig tot ruwharig, concentrisch gezoneerd oppervlak, en blekere, naar binnen gerolde rand. Buisjes aan de onderzijde met fijne poriën, bleekgrijs of gelig, later oranjebruin. Vaak met druppels. Sporen bruin. Vlees taai vezelig. Ruikt aangenaam kruidig.
Dunne weerschijnzwam *Inonotus cuticularis* Parasitair op bomen | Beuk ## Footnote Groeit vaak in groepen boven elkaar, op levende stamen van beuken op wondplekken, op zandige bodem (juli - oktober). Vrij algemeen. NRL: kwetsbaar. **Niet eetbaar**
68
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Waaiervormige, radiair gerimpelde, rood- tot donkerbruine, fluwelige hoed (5-20 cm breed) met bruinzwarte zonering en wittige groeirand. Aan de onderzijde crèmekleurige tot bleek okergele, rondachtige poriën. Sporen wit. Het vlees van jonge exemplaren is wit en wordt later kurkachtig en bruin. Ruikt wat zurig.
Teervlekkenzwam *Ischnoderma benzoinum* Sapotroof op hout | Naaldbomen ## Footnote Groeit op dood hout van naalbomen op zandige bodem (augustus - oktober). Algemeen. **Niet eetbaar**
69
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Okergele tot oranjebruine, gladde, glanzende, gebolde of afgeplatte hoed (Ø 2-6 cm), in het centrum lichter van kleur en met flauwe bult (umbo) en met droog tot kleverig oppervlak Plaatjes vleeskleurig tot oranjebruin, dicht opeen, breed aangehecht tot enigszins aflopend. Sporen roestbruin. Steel aanvankelijk bleekgeel, met vliezig, bruinachtig ringetje, onder de ring vlokkig geschubd, later donkerbruin. Vlees week, ruikt aangenaam kruidig, smaak mild. De hoeden zijn goed eetbaar.
Stobbezwammetje *Kuehneromyces mutabilis* Sapotroof op hout | Loofbomen ## Footnote Groeit in bundels op dood hout en stronken van loofbomen (mei - november). Zeer algemeen. **Eetbaar**
70
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Paarse, later aan de rand gestreepte hoed (Ø 2-5 cm), gebold tot plat, vaak genaveld, later ingedeukt met golvende rand. Bij droogte verblekend.. Plaatjes vrij dik, breed aangehecht, ver uit elkaar, paars, later bleker. Sporen wit tot bleek paars. Steel gekleurd als de hoed, bij de jonge exemplaren met witte vezels.
Amethistzwam *Laccaria amethystina* Ectomycorrhiza | Eik en beuk ## Footnote Groeit in loof- en naaldbossen, maar voornamelijk bij (oude) beuken, op bladeren en mos (juli - november). Eetbaar, maar omdat het alleen de hoeden betreft, verwaarloosbaar. Ook Rodekoolzwam genoemd.
71
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Oranjebruine, gladde tot enigszins vezelige, gebolde tot uitgespreide hoed (1 - 5 cm), in het centrum soms met deukje (genaveld) en later zeemkleurig naar de rand toe. Plaatjes vrij dik, breed aangehecht, crème- tot vleeskleurig, vrij ver uiteen. Sporen wit. Steel vrij dun, roodbruin, met vezels overlangs, verdraaid (torderend). Vlees vleeskleurig, ruikt zwak kruidig, smaakt mild.
Gewone fopzwam *Laccaria laccata* Ectomycorrhiza | Loofbomen ## Footnote Groeit bij loof- en naaldbomen, in lanen en parken en wegbermen (juni - november). Zeer algemeen. Heeft zijn naam te danken aan zijn talloze verschijningsvormen. **Eetbaar**
72
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Vleeskleurig, gebolde tot ingedeukte hoed (Ø 4-8 cm) met concentrische donkerdere zones en ingerolde rand. Jonge exemplaren vaak wat kleverig. Lamellen bleek vleeskleurig, later oranjeachtig, bij kneuzing ietwat groenig verkleurend, dicht opeen, min of meer aflopend. Melksap oranje, niet verkleurend. Sporen bleek okergeel. Steel bleek vleeskleurig, met typische oranje vlekken (watervlekken). Ruikt zoetig of aangenaam kruidig.
Smakelijke melkzwam *Lactarius deliciosus* Ectomycorrhiza | Den ## Footnote Groeit op wat rijkere, kalkhoudende bodem, ook in de duinen, bij dennenbomen, meestal in kleine groepjes (augustus-november). Vrij algemeen. **Eetbaar**
73
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor?
74
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor?
75
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Oranjegele tot zalmkleurig oranje, gebolde tot ingedeukte hoed (Ø 4-10 cm) met later steeds meer groenige, vaak concentrisch gezoneerde vlekken, bij vochtig weer wat kleverig. Lamellen dicht opeen, gekleurd als de hoed. Melksap peenrood en niet verkleurend. Sporen bleekroze. Steel recht of naar beneden smal toelopend, gekleurd als de hoed, meestal zonder donkerdere vlekken (watervlekken). Vlees wat broos, kleurt langzaam wijnrood aan de lucht, ruikt enigszins zoetig, smaakt wat bitter.
Peenrode melkzwam *Lactarius deterrimus* Ectomycorrhiza | Spar ## Footnote Groeit op voedserijke bodem bij sparren (augustus - oktober). Vrij algemeen. **Eetbaar**
76
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote een vrij algemene plaatjeszwam met een gewelfde tot trechtervormige gelige, viltige hoed met een diameter tot 12 cm. De okergele steel wordt tot 12 cm lang.
Vilitge maggizwam *Lactarius helvus* Ectomycorrhiza | Naaldbomen ## Footnote Deze grote melkzwam komt voor bij dennen Pinus species en Douglasspar Pseudotsuga menziesii, soms ook bij loofbomen zoals Berk-soorten Betula species en Kruipwilg Salix repens op een zure, vochtige en voedselarme bodem. Het is een mycorrhizavormer.
77
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Leverkleurig tot kastanje, of donkerroodbruine, gebolde, platte of trechtervormige, gladde hoed (Ø 3-7 cm) met fijngekartelde rand. Plaatjes bleek leverkleurig, aflopend, bij beschadiging wit melksap afscheidend. Sporen crèmekleurig. Steel roodbruin tot donkerleverkleurig. Vlees wit tot rozig. Smaakt onaangenaam, scherp en bitter. Geur onopvallend.
Levermelkzwam *Lactarius hepaticus* Ectomycorrhiza | Den ## Footnote Groeit op zandige, zure bodem bij naaldbomen, vooral bij den en Douglasspar (september - december). Zeer algemeen. **Eetbaar**
78
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Olijfgeelgroene tot donkergrijsgroene, gebolde, platte of ingedeukte hoed (5-15 cm), met wat ruw oppervlak, kleverig bij vochtig weer. Plaatjes wit tot olijfgelig, dicht opeen, bij beschadiging wit melksap afscheidend dat bij drogen groenachtig wordt. Sporen wit. Steel kort en recht, vlekkerig, wat lichter dan de hoed.
Zwartgroene melkzwam *Lactarius necator* Ectomycorrhiza | Berk ## Footnote Groeit op zure, venige bodem bij berken en sparren (augustus - oktober). Zeer algemeen. Vlees broos, smaakt zeer bitter en daarom beter niet eetbaar. Geur onopvallend. **Niet eetbaar**
79
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Roodbruine, niet gezoneerde, fijnvezelige, zeemleerachtige hoed (Ø 3-10 cm), later plat, meestal met een kleine, spitse bult (umbo) en met naar beneden gebogen rand. Plaatjes aangehecht tot kort aflopend, wittig tot bleek vleeskleurig, bij beschadiging wit melksap afscheidend dat niet verkleurt aan de lucht. Sporen wit. Steel rozig tot roodbruin, lichter dan de hoed. Vlees bleek vleeskleurig.Scherp van smaak (soms al na enkele seconden) en kan darmklachen veroorzaken, en daarom niet eetbaar.
Rossige melkzwam *Lactarius rufus* Ectomycorrhiza | Naaldbomen ## Footnote Groeit op zure, zandige bodem, in de duinen, bij naaldbomen en bij berken (augustus - november). Zeer algemeen. **Niet eetbaar**
80
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Vleeskleurige tot oranjeroodbruine, platte of ingedeukte hoed (Ø 3-7 cm) met glad of suèdeachtig oppervlak en blekere, wat gekartelde rand. Plaatjes wit tot bleek vleeskleurig, vlak aangehecht tot wat aflopend, bij beschadiging waterig wit melksap afscheidend dat niet verkleurt. Sporen crèmekleurig. Steel bleek vleeskleurig, naar beneden toe donkerder wordend.
Bitterzoete melkzwam *Lactarius subdulcis* Ectomycorrhiza | Beuk ## Footnote Groeit vooral onder beuken in bossen en lanen (september - november). Algemeen. Ruikt onopvallend, het melksap smaakt eerst mild of ietwat zoetig en dan enigszins bitter. **Eetbaar**
81
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Vleeskleurige tot roodbruine, enigszins radiair rimpelende, platte tot ingedeukte hoed (Ø 2-5 cm) zonder kleurenzonering, soms met bult (umbo), enigszins kleverig bij vochtig weer. De rand is vaak wat gegroefd en gekarteld. Plaatjes bleek geelbruin tot vleeskleuring, aangehecht tot kort aflopend. Bij beschadiging wordt wit melksap afgescheiden, dat binnen een 10 sec. naar okergeel verkleurt (op witte zakdoek). Sporen witachig. Steel gekleurd als de hoed, later hol. Geur onopvallend
Rimpelende melkzwam *Lactarius tabidus* Ectomycorrizha | Loof en naaldbomen ## Footnote Groeit op zure of neutrale zandige bodem en veengronden, zowel in loofbossen (berk) als naaldbossen (fijnspar) (juni - november). Zeer algemeen. **Eetbaar**
82
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote rijswitte, in het centrum met vleeskleurige tint, platte tot ingedeukte hoed (Ø 2-6 cm), soms met kleine bult. Oppervlak bij jonge exemplaren wat kleverig, later glad of wat ruwig. Lamellen recht aangehecht, bleek okergeel tot vleeskleurig. Melksap wit, ietwat olijfkleurig opdrogend. Sporen crèmekleurig. Steel recht, vleeskleurig, wittig direct onder de hoed. Smaakt scherp.
Roodgrijze melkzwam *Lactarius vietus* Ectomycorrizha | Berk ## Footnote Groeit op schare, zure, venige bodem in loof- en gemengde bossen en wegbermen, bij berken (september - november). Vrij algemeen. NRL: Kwetsbaar. **Niet eetbaar**
83
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Grote, roomwitte, ingedeukte, viltige hoed (Ø 4-30 cm) met gelige vlekken. Plaatjes vij dicht opeen, langs de steel aflopend, wit, later met bruinige vlekken. Bij beschadiging wordt overvloedig wit melksap afgescheiden dat langzaam geel verkleurt. Sporen wit. Steel dik en kort, gekleurd als de hoed. Vlees stevig, bijna hard.
Schaapje *Lactifluus vellereus* Ectomycorrhiza | Eik ## Footnote Groeit op zandige bodem, in loofbossen en langs paden en lanen, vooral bij eiken, maar ook bij beuken en berken (augustus - november). Vrij algemeen. Rode lijst: kwetsbaar. Smaakt scherp. Ruikt wat zurig. **Niet eetbaar**
84
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? | Op welk organsimen komt hij voor? ## Footnote Bleek vleeskleurige tot roodbruine, gladde, van gebold tot puntzakvormige hoed met omgekrulde, golvende rand. Plaatjes vrij ver uiteen, met gekartelde snede, eerst witachtig, later meer vleeskleuring tot roodbruin. Sporen wit. Steel hol, zijdelings aangehecht, gekleurd als de hoed, met lengtevezels.
Bruine anijszwam *Lentinellus cochleatus* Sapotroof op hout | Beuk ## Footnote Groeit in groepjes op stronken en dood hout van loofbomen, vooral eik en beuk (juli - oktober). Vrij algemeen. NRL: kwetsbaar. Vlees taai, ruikt aangenaam naar anijs. Eetbaar, maar taai, vooral geschikt om te kruiden. **Eetbaar**
85
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Gelatineachtig, oranjegeel tot olijfgroen vruchtlichaam met een knotsvormige, onregelmatige, gladde hoed (Ø tot 2 cm). Steel dezelfde kleur als de hoed, bedekt met fijne, olijfgroene korreltjes. Vlees geleiachtig. De paddenstoel voelt glibberig aan.
Groene glibberzwam *Leotia lubrica* Sapotroof op de grond ## Footnote Groeit op vochtige, vaak mossige bodem, bij loof- en naaldbomen (augustus - oktober). Algemeen. Eetbaar, maar verwaarloosbaar. **Eetbaar**
86
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Aanvankelijk bol- tot klokvormige, later platte, witte, zijdeachtig fijnvezelige hoed (Ø 2-7 cm) met donkerroodbruine, omhooggerichte schubjes in spiraalvormige kringen en gladde donkerbruine bult (umbo). Plaatjes zeer dicht opeen, wit, later gelig, vrij van de steel. Sporen geelwit. Steel slank, hol, wit, met omhooggerichte vezelige ring, aan de voet iets knolvormig. Vees dun, rozig wit, ruikt onaangenaam naar rubber.
Stinkparasolzwam *Lepiota cristata* Sapotroof op hout ## Footnote Groeit bij loof- en naaldbomen in parken en op wegbermen (augustus - oktober). Zeer algemeen. **Niet eetbaar/ giftig**
87
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Okergele tot oranjebruine, gladde, ingedeukte tot trechtervormige hoed (2-10 cm), vaak met golvende rand.. Jonge exemplaren met ingerolde rand. Plaatjes dicht opeen, wit tot bleek vleeskleurig, langs de steel aflopend, gemakkelijk van de hoed te scheiden. Sporen crèmewit. Steel bleker dan de hoed.
Roodbruine schijnridderzwam *Lepista flacida* Sapotroof op hout | Looofbomen ## Footnote Groeit op strooisel in loof- en naalbossen, en wegbermen, vaak in heksenkringen (september - november). Zeer algemeen. **Eetbaar**, maar bij grote hoeveelheden niet goed verdragen.
88
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Gladde bruinpaarse tot bleekpaarse, glanzende, gebolde tot platte hoed (Ø 3-15 cm) met ingerolde, later golvende rand. Sporenplaatjes bleeklilapaars, later geliger, enigszins bochtig aangehecht, gemakkelijk van de hoed te verwijderen. Sporen vleeskleurig. Steel vlezig, lichtpaars met witzilveren lengtetekening, verdikt aan de voet. Vlees wit of gemarmerd bleekpaars. Ruikt enigszins aangenaam zoetig.
Paarse schijnridderzwam *Lepista nuda* Sapotroof op de grond | Loofbomen ## Footnote Groeit op rottende bladeren en takken, tussen het gras in loof- en naaldbossen (april - mei, september - december). Algemeen. Ook 'Grote paarse ridderzwam' of 'Paarse schijnridder' genoemd. Fam.: Tricholomataceae. **Eetbaar alleen gekookt, rauw giftig!**
89
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Ei- tot kegelvormige, later uitgespreide, witte hoed (Ø 1-4 cm), met donkerbruine vlek in het centum en donkerbruine schubjes (stippels) daaromheen, aan de rand vaak gestreept. Lamellen dicht opeen, wittig of crèmekleurig, vrij. Sporen crèmekleurig. Steel wittig, vaak breder toelopend naar beneden, soms met vliezige ring, oppervlak glad of fijn vlokkig. Vlees wit, zonder opvallende geur, milde smaak.
Spikkelplooiparasol *Leucocoprinus brebisonii* Sapotroof op de grond ## Footnote Groeit op humusrijke bodem in loof- of gemengde bossen (juli - oktober). Algemeen. **Niet eetbaar**
90
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Waaiervormige, golvende, geelbruine tot donkerbruine, consolevormige hoed, die met andere hoeden tot een rozet vergroeit, en zo wel 1 meter breed kan worden. Aan de onderzijde witte tot crèmekleurige, zeer fijne poriën. Sporen geelachtig.
Reuzenzwam *Meripilus giganteus* Parasiet op bomen | Beuk ## Footnote Groeit op wortels van levende loofbomen, vooral beuken (juli - oktober) en veroorzaakt witrot. Zeer algemeen. De jonge exemplaren zijn **eetbaar**, later worden ze taai.
91
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Knotsvormig, vingerdik, sponsachtig vruchtlichaam, bovenaan spits toelopend en fel oranje, onderaan smaller, crèmekleurig tot bleek zalmroze. Het vruchtlichaam groeit uit een langgerekt ei, ook wel duivelsei genoemd, dat met wortelachtige strengen in de grond verankerd staat.
Kleine stinkzwam *Mutinus caninus* Sapotroof op de grond ## Footnote De sporen bevinden zich in de olijfgroene, slijmerige, stinkende laag die aanvankelijk de top bedekt en insekten aantrekt, waardoor de sporen verspreid worden. Tot 10 cm hoog. Groeit op humusrijke bodem en vermolmd hout (juni - oktober). Algemeen. **Niet eetbaar**
92
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Gebolde of klokvormige, grijze tot grijsbruine of oranjebruine hoed (Ø 10-20 mm), doorschijnend gestreept, bleker aan de rand en vaak met deukje in het centrum. Hygrofaan. Lamellen vuilwit tot bleek grijsbruin, met lichter snede, breed aangehecht of wat aflopend. Sporen wit. Steel dun, taai, gekleurd als de hoed, maar bleker aan de top, bij vochtig weer wat slijmerig en kleverig. Vlees dun. Ruikt zwak naar gerookte paling.
Palingsteelmycena *Mycena clavicularis* Saportroof op de grond | Den ## Footnote Groeit op stooisel van naaldbomen (juli - november). Matig algemeen. NRL: Bedreigd. **Niet eetbaar**
93
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Kleine tere, grijsbruine, klok- of kegelvormige hoed (Ø 1-3 cm) met gegroefde rand. Naar de rand toe lichter gekeurd, soms helemaal wit (var. candida) of grijszwart (var. nigra). Witgrijze, vrij ver uiteenstaande plaatjes en ook de sporen zijn wit. Steel dun, lichtgrijs-wit, met fijne haartjes aan de voet die op wortels lijken. Bij het breken op afsnijden van de steel scheidt deze wit melksap af.
Melksteelmycena *Mycena galopus* Sapotroof op de grond ## Footnote Groeit op de bodem, op strooisel en tussen het mos in loof- en naaldbossen (augustus - november). Zeer algemeen. **Niet eetbaar**
94
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Kegelvormig tot uitgespreid, grijs tot donkergrijsbruin, radiair gestreept hoedje (Ø 1-4 cm), meestal met bult (umbo), met gekartelde rand en wat vettig oppervlak, bij droog weer verblekend. Plaatjes witachtig, later grijsroze, met gladde snede, aangehecht met tandje. Sporen wit. Steel bovenaan crèmekleurig, naar beneden toe van oranjegeel naar donkerbruin overgaand, enigszins berijpt, wit viltig aan de basis.
Fraaisteelmycena *Mycena inclinata* Sapotroof op hout | Eik ## Footnote Groeit in bundels op hout van loofbomen, vooral eiken (augustus - oktober). Vrij algemeen. Ruikt wat onaangenaam ranzig en smaakt melig. **Niet eetbaar**
95
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Bruinpaars tot bleekpaars, halfbolvormig tot uitgespreide, doorschijnend gestreepte hoed (Ø 25-50 mm), bij droogte bleek verkleurend (hygrofaan). Lamellen bleeklila, vrij ver uitelkaar, met donkerpaarsbruine snede en dwarsadertjes. Sporee wit. Steel recht, bleekpaars, met overlangs paarse vezeltjes, vaak wollig aan de basis. Ruikt en smaakt ietwat naar radijs.
Purpersnedemycena *Mycena pelianthina* Sapotroof op de grond | Beuk ## Footnote Groeit op bladerenstrooisel bij loofbomen, vaak met beuk. Vrijzeldzaam in Nederland. NRL: Kwetsbaar. **Niet eetbaar**
96
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Dunne, taaie, waaiervormige console met bonte concentrische kleurzones die variëren van wit, oranjebruin, olijfgroen tot paars en zwart, met golvende rand en fluweelachtige bovenzijde. Poriën aan de onderzijde wittig, zeer fijn. Sporen wit.
Gewoon elfenschermpje *Mycena pura* Sapotroof op de grond ## Footnote Groeit op dood hout (kan het hele jaar door gevonden worden). Zeer algemeen. Kurkachtig en **niet eetbaar.**
97
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Klein, rozerood tot donkerrozebruine, kegelvormig tot gebold, gestreept of wat gegroefd hoedje (Ø 1-2 cm), vaak lichter gekleurd aan de rand. Plaatjes wit tot bleekroze met roodbruine snede, bocht aangehecht met een tandje. Sporen wit. Steel licht- tot donkerrozebruin, bij beschadiging rood melksap afscheidend. Geur onopvallend.
Kleine bloedsteelmycena *Mycena sanguinolenta* Sapotroof op de grond ## Footnote Groeit op strooisel van naald- en loofbomen, op graslanden en heiden (augustus - oktober). Zeer algemeen. Rode lijst: gevoelig. **Niet eetbaar**
98
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Bruine, gladde of soms fluwelige, gebolde, later kussenvormige hoed (Ø 5-20 cm). Oranjerode tot roodpaarse poriën die bij aanraking onmiddelijk donkerblauw kleuren. Sporen olijfbruin. Steel stevig, knotsvormig tot buikig, geel, bedekt met purperrode schubjes, zonder netwerk. Vlees citroengeel, maar kleurt bij doorsnijden binnen enkele seconden blauw. Smaakt mild. Eetbaar, maar giftig indien rauw gegeten!
Gewone heksenboleet *Neoboletus erythropus* Ectomycorrhiza | Eik en beuk ## Footnote Groeit op zure bodem, bij loof- en naaldbomen, vooral bij eiken, beuken en fijnsparren (mei - oktober). Algemeen. **Eetbaar mits gekookt**
99
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Okergeel tot vleeskleurig oranje, oorvormig vruchtlichaam, met oranjerode vlekjes bij ouder wordende exemplaren. Buitenkant lichter van kleur, citroen- tot okergeel. Sporen kleurloos. Zonder steel of met kort stompje. Geur onopvallend. Het basismycelium kleurt geel met KOH.
Gewoon varkensoor *Otidea onotica* Ectomycorrhiza | Loofbomen ## Footnote Groeit in groepjes langs paden en wegen in loofbossen (juli - november), meestal bij beuken en eiken. Vrij algemeen. NRL: Kwetsbaar. **Eetbaar**
100
Welke soort is dit? Tot welke groep behoort deze? ## Footnote Dunne, bleekgrijze tot witte, bijna doorzichtige, halfbolronde tot uitgespreide hoeden met slijmerig oppervlak, soms wat bleekbruin in het centrum. Sporenplaatjes wit, ver uiteen. Sporen wit. Steel dun, wit, met ring en schubbige donkerdere strepen en enigszins verdikt aan voet. Bij de jonge exemplaren zijn hoed en steel met elkaar verbonden met slijm.
Porseleinzwam *Oudemansiella mucida* Parasiet op bomen | Beuk ## Footnote Groeit meestal in bundels op stervende of dode beuken, maar ook wel eens op andere loofbomen (augustus - november). Algemeen. **Eetbaar** maar vrij smakeloos. Geur onopvallend.