Pagina 130 en 131 en deel 132 Flashcards
(67 cards)
1
Q
de school
A
l’école (v)
2
Q
de klas
A
la classe
3
Q
de leerling
A
l’élève (m/v)
4
Q
de leraar/ lerares
A
le/ la prof
5
Q
de les
A
le cours
6
Q
Engels
A
l’anglais (m)
7
Q
wiskunde
A
les maths (v mv)
8
Q
geschiedenis
A
l’histoire (v)
9
Q
biologie
A
la biologie
10
Q
het schoolvak
A
la matière
11
Q
jij wilt/ wil je
A
tu veux
12
Q
het proefwerk
A
le contrôle
13
Q
weggaan/ vertrekken
A
partir
14
Q
eerst
A
d’abord
15
Q
na, daarna
A
après
16
Q
het is waardeloos/ slecht
A
c’est nul
17
Q
om 12 uur ‘s middags
A
à midi
18
Q
’s middags
A
l’après midi (m)
19
Q
de kantine
A
la cantine
20
Q
ik ben klaar
A
je finis
21
Q
’s ochtends
A
le matin
22
Q
de week
A
la semaine
23
Q
de (middel)bare school
A
le collège
24
Q
In de eerste klas
A
en cinquième
25
de jongere
le/ la jeune
26
ik ga
je vais
27
al
déjà
28
waarom
pourqoi
29
ziek
malade
30
grappig
rigolo
31
aankomen
arriver
32
geven
donner
33
naar huis gaan
rentrer
34
beginnen
commencer
35
leren
apprendre
36
Frans
le français
37
het huiswerk
les devoirs (m mv)
38
de pauze
la récré
39
de rugzak
le sac à dos
40
het boek
le livre
41
het tekenen, de tekening
le dessin
42
het museum
le musée
43
het geheim
le secret
44
de afspraak
le rendez-vous
45
het is warm
il fait chaud
46
rijk
riche
47
lievelings-
préféré(e)
48
enthousiast
enthousiaste
49
vreselijk
terrible
50
niet slecht
pas mal
51
werken
travailler
52
ik kan, ik mag
je peux
53
ga je gang
vas-y
54
zoals
comme
55
iedereen
tout le monde
56
nu
maintenant
57
vandaag
aujourd'hui
58
dus
donc
59
nog (steeds)
encore
60
echt, waar
vrai
61
maandag
lundi
62
dinsdag
mardi
63
woensdag
mercredi
64
donderdag
jeudi
65
vrijdag
vendredi
66
zaterdag
samedi
67
zondag
dimanche
