paragraaf 1 woordjes Flashcards

1
Q

aanhankelijk

A

geneigd om zich aan iemand te hechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

aanzetten

A

stimuleren; aansporen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het aroma

A

de geur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de bachelor

A

het eerste deel van een studie in het hoger onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

claimen

A

als zijn eigendom beschouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

compenseren

A

goedmaken; in evenwicht brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

doorgronden

A

helemaal begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

eigenzinnig

A

zijn eigen wil volgend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de evolutie

A

de geleidelijke/langzame ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de factor

A

de omstandigheid die invloed op iets heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fotoshoppen

A

digitale afbeeldingen mooier maken; bewerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

futuristisch

A

hypermodern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

genant

A

beschamend; pijnlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de genegenheid

A

de liefde volle gevoelens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de handhaving

A

de controle of iemand zich aan de regels houdt en een straf geven als dat niet zo is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de innovatie

A

de vernieuwing

16
Q

inperken

A

terugdringen; verkleinen

17
Q

de interpretatie

A

de eigen uitleg van iets wat je ziet /waarneemt

18
Q

het label

A

het etiket met informatie

19
Q

lezen

A

zien en begrijpen

20
Q

de manier van doen

A

het gedrag

21
Q

manipuleren

A

bewerken

22
Q

de mythe

A

het verhaal dat nergens op gebaseerd is

23
Q

het onderricht

A

de les; het onderwijs

24
Q

opzadelen

A

belasten

25
Q

de prikkel

A

de waarneming die een reactie oproept

26
Q

de remedie

A

het hulpmiddel; het geneesmiddel

27
Q

retoucheren

A

ongewenste zaken op een foto wegwerken

28
Q

slinken

A

kleiner/smaller worden

29
Q

solitair

A

alleen levend, niet echt samen met andere mensen of dieren

30
Q

transformeren

A

veranderen

31
Q

de wespentaille

A

het zeer slanke middel

32
Q

het zintuig

A

het vermogen dat ervoor zorgt dat je de buitenwereld kunt waarnemen

33
Q

deze/die vlieger gaat niet op

A

dit is niet zo/ dit klopt niet

34
Q

er gaan stemmen op

A

je hoort in het openbaar te zeggen