Paragraf 4 Flashcards
(37 cards)
1
Q
achteropraken
A
to fall behind
2
Q
school afmaken en diploma behalen
A
to graduate from
3
Q
doen alsof
A
to pretend
4
Q
goedkeuren
A
to approve of
5
Q
inschrijven
A
to register
6
Q
klacht
A
complaint
7
Q
leveren
A
to deliver
8
Q
mislukking
A
failure
9
Q
negeren
A
to ignore
10
Q
overschakelen op
A
to switch to
11
Q
schatten
A
to estimate
12
Q
spoor
A
tracks
13
Q
stomme verbazing
A
amazement
14
Q
tevoorschijn komen
A
to emerge
15
Q
vastbesloten
A
determined
16
Q
verarmd, verpauperd
A
impoverished
17
Q
verzoek
A
request
18
Q
vloeiend
A
fluently
19
Q
wedijveren, rivaliseren
A
to compete
20
Q
willekeurig
A
arbitrary
21
Q
academic content
A
leerinhoud
22
Q
beneficiary
A
begunstigde
23
Q
competence
A
bekwaamheid
24
Q
defy
A
uitdagen, niet gehoorzamen
25
to designate as
bestempelen als
26
dogged
vasthoudend, hardnekkig
27
enrolment
inschrijving voor schol
28
to expose
onthullen
29
fend for
opkomen voor
30
hallway
gang, hal
31
haphazard
ongeordend
32
immersion
onderdompeling
33
proficient
vaardig
34
thrive
het goed doen
35
urge
sterke drang, behoefte
36
to waive
afzien van iets hoewel je er officieel recht op hebt
37
to wind up in
belanden in