Paragraf 4 Flashcards
(52 cards)
1
Q
aanpakken
A
to address
2
Q
achterdocht
A
suspicion
3
Q
bereiken
A
to achieve
4
Q
bijwonen
A
to attend
5
Q
blootstellen aan
A
to expose
6
Q
snel boos worden, humeurig zijn
A
having a temper
7
Q
buitengewoon
A
exceptional
8
Q
buitenwijk
A
suburb
9
Q
deel
A
proportion
10
Q
deelnemen
A
to participate
11
Q
deugd
A
virtue
12
Q
gemiddeld
A
on average
13
Q
gevangen nemen
A
to capture
14
Q
hongersnood
A
famine
15
Q
huidig
A
current
16
Q
klacht
A
grievance
17
Q
methode
A
approach
18
Q
middel, middelen
A
means
19
Q
misbruik
A
abuse
20
Q
ondankbaar
A
ungrateful
21
Q
ongeloof
A
disbelief
22
Q
onrechtvaardig
A
unjust
23
Q
op de lange duur
A
in the long run
24
Q
opeenvolgend
A
successive
25
opgeven, loslaten
to abandon
26
oplossen
to sort out
27
opscheppen, pochen
boast
28
opzettelijk
deliberate
29
overeenkomst
agreement
30
prooi
prey
31
samenhangend, logisch
consistent
32
het terzijde schuiven
dismissal
33
tijdperk
era
34
uitstoot
emission
35
verbazingwekkend
astonishing
36
verhaal
narrative
37
voorouders
ancestors
38
voorzien van
to supply with
39
wanhopen
despair
40
weigering
refusal
41
zelfbewust
sel-concious
42
albeit
ofschoon
43
ancestral
voorouderlijk
44
assault
plotselinge aanval
45
to blink
knipperen
46
to damn
veroordelen
47
to edit
de redactie voeren
48
misapprehension
misverstand
49
pervade
doordringen
50
revision
herziening
51
scant
karig
52
segregation
scheiding