Part 1 Flashcards
(49 cards)
Wat is het verschil tussen lokalisatie-effecten en urbanisatie-effecten? Geef voor beide een Europees voorbeeld.
Van welk effect is het meeste empirische bewijs?
Lokalisatie = meer van hetzelfde (Marshall)
Urbanisatie = heel veel diversiteit, kruisbestuiving tussen diverse sectoren (Jacobs)
Lokalisatie vb. Frankfurt, gross van economie draait om financiele sector
Urbanisatie vb. s’ Hertogenbosch, hier vormen meer sectoren samen de economie van de stad.
Voor urbanisatie is het meeste empirische bewijs gevonden.
Wat wordt bedoeld met klassieke en moderne schaalvoordelen? Geef een voorbeeld voor beide van een Europese stad.
Schaalvoordelen worden gehaald uit het opschalen van steden.
Klassieke: Focus op Bedrijven en Industriële Processen. (BIP)
Denk aan input sharing of labor market pooling. Specialisatie/diversiteit.
Moderne: Focus op Huishoudelijk - Stedelijke Gemeenschappen (HSG)
Denk aan kennisoverdracht of aantrekkelijke woonomgeving
Klassieke: Eindhoven, labor market pooling
Moderne: Nijmegen, kennisoverdracht onderwijsinstellingen
Geef 3 beargumenteerde redenen waarom steden kenniswerkers (hoger opgeleiden) willen aantrekken.
- Door nieuwe innovaties dragen kenniswerkers bij aan de productiviteit en werkgelegenheid.
- Kenniswerkers starten eerder een eigen bedrijf
- Doordat kenniswerkers uithuizig zijn creëren ze werk voor lager opgeleiden. In New York kan dit tot wel 8 banen leiden, in Nederland is dit aantal lager doordat veel studenten bijbaantjes hebben. Dit wordt ook wel het Trickle Down Effect genoemd.
Het inwonersaantal is niet de enige maat voor stedelijkheid. Geef andere maten.
- OAD (Omgevingsadressendichtheid)
- Omvang
- Hoeveel landbouw of dienstverlening
- Centrumfunctie voor werk of consumptie
- Het aantal adressen in een kleine omgeving kan laten zien hoeveel hoogbouw aanwezig is. De omvang zal niet groot zijn maar toch wonen er veel mensen.
- Als een stad veel winkels en bedrijven heeft, zal het inwonersaantal lager zijn. Hierdoor is de omvang ook van belang.
Leg uit waarom het “neighbourhood-effect” dat bij MKB-bedrijven geconstateerd wordt zich aan de hand van de behaviorale matrix van Allan Pred goed laat verklaren.
Het neighbourhood-effect bij MKB-bedrijven houd in dat ze vaak op de locatie waar ze zijn gesticht blijven. Bij verhuizen blijft 75% binnen de gemeente, en 94% binnen de regio.
De matrix van Allan Pred verklaard dit omdat de MKB-bedrijven de matrix laat zien dat ondernemers een keuze maken waar ze gaan zitten op basis van de informatie die ze hebben en kunnen gebruiken. Als je ergens al lang gevestigd bent, weet je meer van dit gebied waardoor ondernemers dus niet voor de optimale locatie gaan maar waarmee ze tevreden zijn.
Amenity
Amenities gaan over de voorzieningen die een stad te bieden heeft. Door amenities worden kenniswerkers naar steden getrokken, hierdoor groeit de economie en welvaart van de stad.
Pisa-effect
Het Pisa-effect gaat over het trekken van toerisme door landmarks. De toren van Pisa heeft een bekendheid omdat deze schuin staat. Hoewel hier veel fotos van te vinden zijn, willen toeristen dit zelf nog na-checken. (Staat die toren wel echt scheef)
Handstad
Door de groei in bevolking in de randstad raakt deze overvol, hierdoor wijken inwoners uit naar steden die snel bereikbaar zijn vanuit de randstad. Hierdoor groeit de randstad in een stoort Handstad (een randstad met vingers).
Topofilie
Topofilie is een sterk gevoel voor aardrijkskundige plaats, wat gepaard gaat met een gevoel voor culturele identiteit en liefde voor die plaats.
Blauwe banaan
De blauwe banaan is een inbeeldbare gordel van steden van Manchester tot Rome . Deze steden in deze “banaan” vormen een groot deel van de Europese economie.
Verborgen kampioenen
Verborgen kampioenen zijn bedrijven die vanaf een plek waar ze al 100en jaren zitten internationaal wereldwijd actief zijn. Ze leveren vaak halffabricaten en zijn geen bedrijven waar je zomaar iets kan kopen. Ze hebben vaak last van het intel-inside-syndroom
Global-local-paradox
Door globalisering concurreren steden omdat ze graag creatieve mensen willen aantrekken. Door het toenemende belang van regio’s in dit internationale competitieve speelveld concurreren steden meer dan voorheen. De lokale voordelen van de steden zijn cruciaal in deze competitie.
“Mutlinationals zijn Footloose” leg uit wat dit betekend, verwerk global-local-paradox in je antwoord.
Met deze stelling wordt bedoeld dat deze bedrijven niet zijn gebonden aan een stad of land en makkelijk kunnen verhuizen omdat onderdelen van het eindproduct vanuit veel locaties komen. Global-local-paradox houd in dat multinationals heel strategisch gaan zitten.
Wat wordt bedoelt met “borrowed size” en onder welke voorwaarden werkt het, geef een Nederlands voorbeeld.
Dit concept heeft te maken met het lenen van agglomeratiekracht bij buursteden. Door Nederlandse steden die samenwerken kunnen ze concurreren met andere steden in de wereld. Niet een stad op zichzelf maar kijken hoe die ligt in het grote stedelijke netwerk. Door de internationale haven van Rotterdam kan het voor kleinere steden goedkoper zijn om producten te exporteren in samenwerking met de Rotterdamse haven.
Typeer een Europese stad naar keuze aan de hand van de indeling “Hardware, Software en Mindware”. Leg ook uit wat hiermee wordt bedoeld.
Door deze indeling wordt concurrentiekracht van een stad bepaald.
Hardware - Productiefactoren
Software - Woon/werkklimaat
Mindware - Imago van de stad
Hamburg, internationale havenstad
H - Logistiek en maritieme bedrijvigheid
S - Culturele aanbod en kwaliteit van leven
M - Het imago van Duitsland in China. Betrouwbaarheid en kwaliteit (made in Germany)
Technologisch-innovatief
De economie wordt gevormd door ondernemers/entrepreneurs. Ze komen met een idee en ook met de innovaties.
Eindhoven met elektronica.
Manchester met textiel
Cultureel-intellectueel
Hierbij gaat het om de creatieve revolutie. Denk aan de schilderingen zoals letteren en filosofie; cultuur en wetenschap.
Parijs met schilderkunst.
Cultureel-technologisch
De mix tussen cultuur en technologie. Het gaat voornamelijk over de creatieve industrie zoals mode, muziek en film.
Manchester met muziek
Amsterdam met film
Techno-organisatorisch
Urbane problemen ontstaan en moeten opgelost worden. Door bijvoorbeeld de zeespiegel die hoger wordt, of verkeersdruk die de infra niet aankan.
Aquaducten in het oude Rome
Kopenhagen met het fietsbeleid
Londen met het metrostelsel
Noem drie determinanten van de creatieve stad en geef aan op welke de overheid invloed kan hebben door beleidsvoering.
- Concentratie: agglomeratie-effecten zoals veel kennis zorgt voor vernieuwing
- Diversiteit: variatie (functiemenging/kruisbestuiving)
- Instabiliteit: Triggers en butterfly-effect. Geen stabiele omgeving zorgt voor echte innovatie
- Wervend imago: ‘bekend maakt bemind’ mensen moeten de stad aantrekkelijk vinden.
Overheid kan randvoorwaarden zoals regelgeving en subsidies toepassen.
Waarom is nabijheid zo belangrijk voor innovatie? Waarom wijst Otto Raspe op het toenemend belang van de (stads)regio.
Nabijheid van bedrijven/ondernemers is belangrijk voor innovatie omdat de nabijheid juist zorgt voor nieuwe combinaties. Dit heeft ook met “related variety” te maken. Dit is ook van belang voor de stad/regio, hiermee wordt het vestigingsklimaat verbeterd en kunnen bedrijven van elkaar profiteren.
Twente had een textiel verleden, de kennis van materialen werd gebruikt om kunstgras te maken.
Beschrijf de visie van Jane Jacobs op lokaal-economische ontwikkeling en de mogelijke impact van de gebouwde omgeving op lokale economie.
In The Economy of Cities beschreef Jacobs dat functiemening van ruimtelijk belang kan zijn om het straatballet te faciliteren. Door variatie te hebben tussen oude en nieuwe gebouwen kunnen ook ondernemers met minder geld zich hier vestigen. Door een hoge concentratie en diversiteit van mensen wordt een stad bruisend.
De lokale economie baat ook bij de diversiteit. Hierdoor wordt het ondernemerschap anders ‘adding new work to old’ creëert nieuwe ideeën. Het zorgt voor gevarieerde vraag en kruisbestuiving in wijken.
Hoe verklaart Jean Fourastié de opkomst van diensteneconomie? Wat wordt bedoeld met het ‘Fourastié-effect’?
Jean Fourastié verklaarde de opkomst van diensteneconomie door dat de technologie heeft gezorgd voor de verschuiving van agrarisch naar diensteneconomie. Dit komt doordat veel geautomatiseerd kan worden maar de dokter of kapper bijvoorbeeld niet.
Het fourastié-effect betekend dat 80% van de werkende klasse in dienstverlening werkt.
Ben je het eens met “Industrieel erfgoed kan steden een nieuw hart geven”? Ligt toe met een concept, theorie of empirische bevinding van de colleges.
Ik ben het eens.
Industrieel erfgoed kan herbestemd worden. Hier kunnen nieuwe bedrijven zich vestigen. Ook door de vestiging in een ouder gebouw kan de sfeer en creativiteit toenemen.
De “forgiveness-factor” komt hier ook bij kijken. Door nieuwe bedrijven in gerenoveerde/oude gebouwen te vestigen vinden ze problemen met het pand minder erg dan als ze die in een nieuwbouwpand hadden gehad.
“Dat het wat kouder is nemen we voor lief, het is tevens een ouder pand”.