Past Participles Flashcards
(76 cards)
0
Q
beginnen
A
begon
begonnen
1
Q
bakken
A
bakte
gebakken
2
Q
begrijpen
A
begreep
begrepen
3
Q
bewegen
A
bewoog
bewogen
4
Q
bezoeken
A
bezocht
bezocht
5
Q
bieden
A
bood
geboden
6
Q
binden
A
bond
gebonden
7
Q
blijken
A
bleek
gebleken
8
Q
blijven
A
bleef
gebleven
10
Q
breken
A
brak
gebroken
11
Q
denken
A
dacht
gedacht
12
Q
doen
A
deed
gedaan
13
Q
dragen
A
droeg
gedragen
14
Q
drinken
A
dronk
gedronken
15
Q
durven
A
durfde
gedurfd
16
Q
ervaren
A
ervoer
ervaren
17
Q
eten
A
at
gegeten
18
Q
gaan
A
ging
gegaan
19
Q
genieten
A
genoot
genoten
20
Q
gieten
A
goot
gegoten
21
Q
grijpen
A
greep
gegrepen
22
Q
hangen
A
hing
gehangen
23
Q
hebben
A
had
gehad
24
Q
helpen
A
hielp
geholpen
25
houden
hield
| gehouden
26
kiezen
koos
| gekozen
27
klinken
klonk
| geklonken
28
komen
kwam
| gekomen
29
kopen
kocht
| gekocht
30
krijgen
kreeg
| gekregen
31
kunnen
kon
| gekund
32
laten
liet
| gelaten
33
lezen
las
| gelezen
34
liggen
lag
| gelegen
35
lijken
leek
| geleken
36
lopen
liep
| gelopen
37
moeten
moest
| gemoeten
38
mogen
mocht
| gemogen
39
nemen
nam
| genomen
40
opschieten
schoot op
| opgeschoten
41
raden
raadde
| geraden
42
rijden
reed
| gereden
43
scheppen
schiep
| geschapen
44
schijnen
scheen
| geschenen
45
schrijven
schreef
| geschreven
46
slaan
sloeg
| geslagen
47
slapen
sliep
| geslapen
48
snijden
sneed
| gesneden
49
spijten
speet
| gespeten
50
spreken
sprak
| gesproken
51
staan
stond
| gestaan
52
sterven
stierf
| gestorven
53
treffen
trof
| getroffen
54
trekken
trok
| getrokken
55
vallen
viel
| gevallen
56
vechten
vocht
| gevochten
57
vergelijken
vergeleek
| vergeleken
58
vergeten
vergat
| vergeten
59
verliezen
verloor
| verloren
60
vinden
vond
| gevonden
61
vliegen
vloog
| gevlogen
62
vragen
vroeg
| gevraagd
63
waaien
woei
| gewaaid
64
wassen
waste
| gewassen
65
weten
wist
| geweten
66
brengen
bracht
| gebracht
67
winnen
won
| gewonnen
68
worden
werd
| geworden
69
zeggen
zei
| gezegd
70
zien
zag
| gezien
71
zijn
was
| geweest
72
zitten
zat
| gezeten
73
zoeken
zocht
| gezocht
74
zullen
zou
| -
75
zwemmen
zwom
| gezwommen
76
willen
wilde / wou
| gewild