Pathologie Flashcards

(46 cards)

1
Q

Wat zijn adaptaties?

A

Reversibele functionele en structurele veranderingen als reactie op de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is hypertrofie?

A

Een adaptatie waarbij de grootte van het orgaan toeneemt door de toename van grootte van cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een voorbeeld van hypertrofie?

A

Fysiologisch: sport, zwangerschap
Pathologisch: hoge bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is hyperplasie?

A

Een adaptatie waarbij het orgaanvolume toeneemt door proliferatie van uitgerijpte cellen of stamcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is heel belangrijk om je te realiseren wanneer je het hebt over hyperplasie?

A

Het is gereguleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is atrofie?

A

Een adaptatie waarbij een orgaan kleiner wordt door vermindering van celgrootte en aantal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten atrofie zijn er? En wat houden ze in?

A

Enkelvoudig: kleiner worden van cellen
Numeriek: afname van het aantal cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is metaplasie?

A

Een adaptatie waarbij een volledig gedifferentieerde cel in een ander verwant type verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar vindt metaplasie vooral plaats?

A

Bij epitheelcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 2 voorbeelden van metaplasie.

A
  • Chronische irritatie in de luchtwegen zal zorgen voor metaplasie van cilindrisch naar kubisch epitheel.
  • Steentjes in de pancreas kunnen zorgen voor metaplasie van cilindrisch naar kubisch epitheel.
  • In de slokdarm kunnen door reflux kubisch epitheel worden verandert naar cilindrisch epitheel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er wanneer de stress groter is dan het adaptatievermogen?

A

De cel gaat dan dood via necrose of apoptose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er bij necrose?

A

De cel gaat pathologisch kapot door enzymen. Er is lekkage van cel-componenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er bij apoptose?

A

De cel vernietigt zichzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij welke adaptaties is de kans op dysplasie groot?

A

Hyperplasie en metaplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is dysplasie?

A

Verstoorde groei van epitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een carcinoma in situ?

A

een ernstige vorm van dysplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat kan je zien bij maligne tumoren?

A

Dat ze door het basale membraan heen zijn en soms is er desmoplastisch stroma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe heet een tumor in vetweefsel? (benigne, maligne)

A

lipoom / liposarcoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe heet een tumor in bindweefsel? (benigne, maligne)

A

fibroom / fibrosarcoom

20
Q

Hoe heet een tumor in bot? (benigne, maligne)

A

osteoom / osteosarcoom

21
Q

Hoe heet een tumor in kraakbeen? (benigne, maligne)

A

chondroom / chondrosarcoom

22
Q

Hoe heet een tumor in glad spierweefsel? (benigne, maligne)

A

leiomyoom / leiomyosarcoom

23
Q

Hoe heet een tumor in endotheel? (benigne, maligne)

A

angioom / angiosarcoom

24
Q

Hoe heet een benigne tumor in epitheel die vingervormige uitstulpsels heeft?

25
Hoe heet een benigne tumor in epitheel die buisvormend is?
adenoom
26
Hoe heet een benigne tumor in epitheel die cystevormend is?
cystadenoom
27
Hoe heet een maligne tumor in plaveisel epitheel zit?
plaveiselcelcarcinoom
28
Hoe heet een maligne tumor in basaal epitheel zit?
basaalcelcarcinoom
29
Hoe heet een maligne tumor in urotheel zit?
urotheelcelcarcinoom
30
Hoe heet een maligne tumor in adeno-epitheel zit?
adenocarcinoom
31
Wat is een lymfoom?
Een kwaadaardige proliferatie van lymfocyten
32
Wat is leukemie?
Een kwaadaardige populatie bloedcellen met circulatie in bloed of beenmerg
33
Wat is een mesothelioom
Een kwaadaardige proliferatie van mesotheel
34
Wat is een melanoom?
Een kwaadaardige proliferatie van melanocyten
35
Wat is een glioom?
Neoplasie van gliale cellen, kan maligne zijn
36
Hoe noem je een kwaadaardige proliferatie van lymfocyten?
Lymfoom
37
Hoe noem je een kwaadaardige populatie bloedcellen met circulatie in bloed of beenmerg?
Leukemie
38
Hoe noem je een kwaadaardige proliferatie van mesotheel?
Mesothelioom
39
Hoe noem je een kwaadaardige proliferatie van melanocyten?
Melanoom
40
Hoe noem je neoplasie van gliale cellen?
Glioom
41
Hoe heet een gemixte benige tumor van bindweefsel en klierweefsel in de borst?
Fibroadenoom
42
Hoe heet een gemixte benige speekselkliertumor met epitheliale en mesenchymale componenten?
Pleiomorf adenoom
43
Hoe heet een gemixte tumor met mature of immature cellen afkomstig van meer dan 1 kiemlaag?
Teratoom
44
Wat is een fribroadenoom?
een gemixte benige tumor van bindweefsel en klierweefsel in de borst
45
Wat is een pleiomorf adenoom?
een gemixte benige speekselkliertumor met epitheliale en mesenchymale componenten
46
Wat is een teratoom?
een gemixte tumor met mature of immature cellen afkomstig van meer dan 1 kiemlaag