periode 3 Flashcards
(93 cards)
1
Q
Aders gaan
A
Naar je hart toe.
2
Q
Slagaders gaan
A
Van je hart af.
3
Q
Groote bloedsomloop.
A
lichaam.
4
Q
kleine bloedsomloop
A
long
5
Q
arteriën
A
slagaders
6
Q
Venen
A
Aders.
7
Q
Mediastinum hart
A
holte
8
Q
Atrium
A
boezem
9
Q
ventrikel
A
kamer
10
Q
bloedvat rechterboezem
A
bovenste- onderste holle ader
11
Q
bloedvat rechterkamer
A
longslagader
12
Q
bloedvat linkerboezem
A
4 longaders
13
Q
linkerkamer
A
aorta
14
Q
aorta
A
grote lichaamsslagader
15
Q
bloedvaten naar hart
A
kransslagaders
16
Q
Annulus fibrosus
A
bindweefselringen
17
Q
pacemaker
A
sinusknoop
18
Q
myocard
A
dikste deel hartwand
19
Q
systole
A
actiefase
20
Q
diastole
A
rustfase
21
Q
Rustfase
A
hart zuigt bloed aan
22
Q
bloeddruk hart rustfase
A
0-5 mmHG
23
Q
bloeddruk hart boezemsystole
A
5 mmHG
24
Q
Ejectiefase
A
120 mmHG
25
kamersystole
30 mmHG
26
Capillairen
haarvaten
27
functie haarvaten
uitwisseling van stoffen
28
Arteriole
kleine arterie
29
Venule
Kleine vene
30
bloedvat buiten -> binnen
tunica adventitia - Tunica media - tunica intima - lumen
31
elastiche slagaders
Aorta + grote arteriën
32
musculeuze slagaders
kleine arteriën
33
Arteriole
kleinste arteriën
34
Arteriële druk
druk in slagaders
35
Capillaire druk
druk in haarvaten
36
Veneuze druk
druk in aders
37
bloeddruk grote bloedsomloop
120/80
38
bloeddruk kleine bloedsomloop
25/10
39
hoe meer vocht in bloedvat
meer druk tegen wand
40
hoeveelheid bloed per hartslag
neemt toe inspanning
41
vlak polsgolf hoe ouder hoe minder elastisch
stijging bloeddruk
42
Trachea
luchtpijp
43
verbinding tussen strottenhoofd en bronchiën
luchtpijp
44
Bronchiën gaan naar
een longkwab
45
Bronchiën vertakken zich in
bronchiolen
46
Alveolen
longblaasjes
47
bronchiole eindigen in
een longtrechtertje
48
alveolen
trosvorming longblaasjes
49
wand om longblaasje
1 cellaag dik
50
Alveolen krijgen zuurstof van
de buitenlucht
51
doorbloeding bronchiën/bronchiolen via
arteria bronchialis
52
pleurabladen
longvliezen
53
hoeveel longvliezen per long
2 binnenste en buitenste
54
functie longvliezen
bewegen van longen bij in- en uitademen
55
pleuraholte
ruimte tussen pleurabladen
56
Respiratie
ademhaling
57
inspiratie
inademing
58
expiratie
uitademing
59
bij buikademhaling in
spant de middenrif aan
60
bij borstademhaling in
spannen de uitwendige tussenribspieren aan
61
bij buikademhaling uit
ontspant de middenrif
62
bij borstademhaling uit
ontspannen de uitwendige tussenribspieren
63
bij geforceerd uit
buikspieren en inwendige tussenribspieren spannen aan
64
groep cellen in de hersenstam
ademcentrum
65
het ademcentrum reageert op
koolstofdioxide in het bloed
66
het ademcentrum krijgt info van
de aorta/halsslagader
67
gaswisseling
gassen van ene naar andere ruimte
68
gaswisseling longblaasjes
O2 -> bloed, CO2 -> lucht
69
gaswisseling weefsel
o2 -> cel/weefsel, CO2 -> bloed
70
Totale longcapaciteit TLC
hoeveel lucht max in longen kunt hebben
71
vitale capaciteit VC
hoeveel lucht max kunt uitademen
72
éénsecondewaarde
hoeveel lucht je in 1 sec kunt uitblasen
73
Ademminuutvolume AMV
hoeveel lucht in 1 min in- of uitademt
74
normale AMV
7-10 liter
75
AMV inspanning
100 liter/minuut
76
dode ruimte in luchtwegen
geen gaswisseling -> 0,15 liter
77
Centrale zenuwstelsel
grote hersenen - kleine hersenen - tussenhersenen - hersenstam - ruggenmerg
78
het zenuwstelsel en hormoonstelsel
werken intensief samen
79
zenuwstelsel is
heel snel
80
hoormoonstelsel gaat
via het bloed, langzamer
81
zenuwstelsel maakt
korte snelle actie's
82
hormoonstelsel maakt
langdurige actie's
83
hormone Interne sectie
uitscheiding - in het bloed
84
endocrien
hormoonsysteem
85
2 soorten hormonen
eiwit-hormonen en vet-hormonen
86
peptide hormonen
eiwit-hormonen
87
steroïde hormonen
vet-hormonen
88
homoon wordt pas effectief bij
bepaalde concentratie
89
hormoonspiegel
hoeveel hormoon in bloed
90
wat doet de lever met hormonen
hij breekt het continu af
91
doelwit-cellen hormonen
gevoelig voor bepaald hormoon
92
wat hebben doelwitcellen aan de buitenkant van hun cel
receptor
93
waar worden hormonen gemaakt
hormoon klieren - hormoon weefsel - hormoonproducerende cellen