periode 4 Flashcards
toets (33 cards)
Concrete markt
Een plaats waar kopers en verkopers bij elkaar komen om goederen te verhandelen.
Abstracte markt
Het geheel van vraag naar en aanbod van een product of dienst.
Betalingsbereidheid
Wat kopers maximaal voor een product willen of kunnen betalen.
Vraaglijn
Lijn waarmee je in een grafiek laat zien hoe de vraag reageert op een verandering van de prijs.
Vraagfactoren
Factoren die invloed hebben op de vraag: inkomen, voorkeuren, prijs van andere producten.
Aanbodlijn
Lijn waarmee je in een grafiek laat zien hoe het aanbod reageert op een prijsverandering.
Aanbodfactoren
Factoren die invloed hebben op het aanbod: kosten en technologie.
Marktevenwicht
Situatie waarbij vraag en aanbod gelijk zijn.
Evenwichtsprijs
De prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn.
Evenwichtshoeveelheid
De hoeveelheid die gevraagd en aangeboden wordt bij de evenwichtsprijs.
Aanbodoverschot
Het verschil tussen vraag en aanbod als de prijs boven de evenwichtsprijs ligt.
Vraagoverschot
Het verschil tussen vraag en aanbod als de prijs onder de evenwichtsprijs ligt.
Prijselasticiteit van de vraag
Maatstaf die aangeeft hoe sterk de vraag verandert bij een prijsverandering.
Heterogene producten
Van elkaar verschillende producten.
Homogene producten
Gelijksoortige, onderling inwisselbare producten.
Monopolist
Enige aanbieder op de markt die zelf de prijs kan bepalen.
Monopolistische concurrentie
Markt met veel vragers en een heterogeen product.
Oligopolie
Marktvorm met weinig aanbieders en veel vragers.
Volkomen concurrentie
Perfect werkende markt, transparant en toegankelijk voor iedereen.
Arbeidsmarkt
Het totaal van vraag naar en aanbod van arbeid.
Beroepsbevolking
Mensen met betaald werk of beschikbaar voor werk.
Werkgelegenheid
Het aantal beschikbare arbeidsplaatsen.
Werkloosheid
Als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag.
Loonvorming
Totstandkoming van lonen door vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.