peuter/kleuter Flashcards

(25 cards)

1
Q

denkfouten maken peuter/kleuter

A
  • laten zich leiden door de waarneming van het moment
  • ego centrisme
  • fantasie vs werkelijkheid
  • centratie
  • reversibel denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

fantasie vs werkelijkheid

A

1) magisch denken –> denken dat ze invloed hebben op een gebeurtenis maar dat niet zo is
2) animisme –> overtuiging dat levenloze objecten een ziel hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

belangrijke denkvaardigheden in de pre-operationele fase

A
  • objectpermanentie
  • symbolisch denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

in welke fase zet erik ericson de peuter

A
  • anaal musulaire fase
    -locomotorische genitaal fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

symbolisch denken

A

peuters kunnen beelden van de werkelijkheid opslaan in hun geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cognitieve ontwikkeling

A

de groei van het denk/leer vermorgen van een persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tonen symbolisch denken door :

A

uitgestelde imitatie
verbeeldingspel
mentale beelden
tekening
taal
fantasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

semantisch geheugen

A

is onvoldoende ontwikkelt, daardoor is het moeilijk voor een peuter om informatie op te slaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

rauwers

A

houden van rauw activiteit ( bv buitenspelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

douwers

A

ze willen hun kennis steeds verder duwen ( bv experimenteren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

schouwers

A

ze gebruiken hun zintuigen om dingens aan te schouwen ( bv puzels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bouwers

A

richten zich vooral op sociaal bouwen ( bv voetbal spelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

creatief

A

armbandjes maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

constructief

A

lego

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

cognitief

17
Q

sociaal

18
Q

bewegend

19
Q

waarom zijn de schijf van vijf belangrijk ?

A

Zo kun je kinderen genoeg afwisseling bieden met speelgoed.

20
Q

hoe kan je ontwikkeling van het kind stimuleren?

A

Praat met het kind
Train het geheugen met spelletjes.
Laat het kind dingen sorteren
Laat het kind buiten spelen.

21
Q

Peuters kunnen getallen
herkennen en benoemen.
Hierdoor kunnen ze al
goed tellen.

A

nee, Peuters krijgen een idee van getallen maar tellen
kunnen ze nog niet.

22
Q

Kleuters hebben tijdsbesef.
Ze kennen begrippen zoals
morgen en gisteren.

A

nee, Ze hebben nog weinig tijdsbesef. Tijd draait om
belangrijke gebeurtenissen zoals een verjaardag.

23
Q

Kleuters stellen
waaromvragen.

A

ja, Ze stellen vragen omdat ze nieuwsgierig zijn en de
wereld willen begrijpen

24
Q

Peuters en kleuters
worden via sociaal leren
gestimuleerd in hun
(cognitieve) ontwikkeling

A

ja, Ze leren door hun opvoeders en anderen te
observeren en hen na te bootsen.

25
Kleuters hebben minder tijd nodig dan peuters om dingen te leren.
ja, Kleuters zijn zelfstandiger en meer zelfbewust. Hun cognitieve vaardigheden zijn al meer ontwikkeld.