Pg. 56-71 Flashcards

1
Q

Curve

A

Hockeystick

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bevolkingsexplotie

A

Snelle groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Great Acceleration

A

Na de tweede wereldoorlog nam de groei steeds sneller toe (1950)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geboorte- sterftecijfer

A

Het aantal geboorten of sterfgevallen per 1 000 inwoners.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Natuurlijke aangroei/aanwas

A

Het geboorteoverschot is het verschil tussen het geboorte-en het sterftecijfer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Factoren die de bevolkingsgroei bepalen

A

Demografische indicatoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe bereken je het geboortecijfer?

A

(Geboorten : inwoners ) x 1 000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe bereken je het sterftecijfer?

A

(Sterfgevallen : totaal) x 1 000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Promille

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Migranten

A

Mensen die van het ene land naar het andere land verhuizen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Immigranten

A

Inwijkelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Emigranten

A

Uitwijkelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vruchtbaarheidscijfer

A

Het vruchtbaarheidscijfer van de bevolkingsgroep is het aantal kinderen dat een vrouw tijdens haar vruchtbare periode krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Analfabetisme

A

Niet kunnen lezen
Niet kunnen schrijven
Niet kunnen rekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Levensverwachting

A

De levensverwachting bij de geboorte is de te verwachte gemiddelde levensduur van een persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor worden de levensverwachting en de vruchtbaarheidsgraad bepaald?

A

Welvaart en scholingsgraad

17
Q

Hoeveel kinderen moet iedere vrouw hebben om een bevolking in stand te houden?

A

2,1

18
Q

De daling van het vruchtbaarheidscijfer is het gevolg van:

A

Een lager kindersterftecijfer
Een beter toegang tot voorbehoedsmiddelen
Een vrouwelijke bevolking die hoger is opgeleid en werkt

19
Q

Demografische transitie

A

Daarbij evolueert de wereldbevolking, net zoals de Belgische bevolking, van een situatie met hoge geboorte- en sterftecijfers naar een situatie met lage geboorte- en sterftecijfers.