plantkunde Flashcards

(42 cards)

1
Q

meristeem

A

embryonaal weefsel, ongespecialiseerde cellen waaruit nieuwe meristeemcellen ontwikkelen of cellen die zich later specialiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

primair meristeem

A

Lengtegroei toppen wortels en knoppen van stengels (jonge delen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

secundair meristeem

A

diktegroei rond de stengels en wortels (meerjarige planten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Epidermis

A

Bescherming tegen uitdroging en beschadiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vaatweefsel

A

bestaat uit xyleem en floëem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Floëem

A

transport suiker en o.a. Auxine naar de wortels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

xyleem

A

transport H2O met voeding naar stam en bladeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vulweefsel/ grondweefsel

A

parenchiem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

parenchiem

A

stevigheid, opslag reservestoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zone van differentiatie

A

cellen krijgen verschillende rollen en vormen verschillende soorten weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zone van elongatie

A

o.i.v enzym celwanden minder stevig, toename van water=> celstrekking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Apicaal meristeem

A

productie nieuwe cellen (mitose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wortel kapje

A

beschermt apicaal meristeemweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

middellamel

A

ontstaat direct na de kerndeling.
Bestaat uit pectine
Het cement dat de cellen bij elkaar houdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Intercellulaire holten

A

Volgroeide cel, hoekpunten splijten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Primaire celwand

A

wordt tijdens groei afgezet vanuit middellamel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Secundaire celwand

A

na groei primaire celwand. Is houtstof

18
Q

Plasmodesmata

A

Fijne cytoplasmaverbindingen tussen de cellen die zorgen voor de uitwisseling van stoffen tussen de cellen.

19
Q

Chloroplast

A

Heeft de groen gekleurde pigment chlorofyl.
Functie: fotosynthese

20
Q

Chromoplast:

A

Bevat gele of oranje
pigmenten.
Lokfunctie

21
Q

Leukoplasten (opslag)

A

Amyloplasten; zetmeel(aardappel, tarwe)
Elaioplasten; vetten en oliën (zonnebloempit)
Proteinoplasten; eiwitten (pinda, noten)

22
Q

Weefselkweek

A

het kweken van planten of delen van planten op een kunstmatige voedingsbodem onder steriele omstandigheden.

23
Q

Waarom weefselkweek

A

Uniformer plantmateriaal
Sneller vermeerderen
Lagere kostprijs
Vastleggen van noviteiten (klonen/stekken)
Een zeer grote plantenpartij voor de markt

24
Q

Biotische eisen in vitro groei

A

Meristeem
Licht
voor de productie van energie, koolstof verbindingen (suikers)
CO₂
Als bouwstof metabolieten
Worden (deels) vervangen door suikers
Gunstig kilmaat
Niet te warm, niet te nat
Geen-bloei omstandigheden

25
Auxine
gevormd in apicaal meristeem (top stengel of wortel) Phototropisme (strekking) Wortel meristeem behoud Zijwortel vorming Promotie celdeling (met cytokinine) Toxisch
26
Cytokinine
gevormd in wortel meristem Stimuleerd celdeling (met combinatie auxine) Scheut inductie Anti-veroudering
27
Gibberelline
gevormd in jonge weefsels Lengtegroei (celdeling/strekking) Toename grootte vruchten/ gewassen Doorbreken kiemrust
28
Ethyleen
geproduceerd in meristemen, blad en vrucht Veroudering, groeiremming en stress Vruchtrijping
29
Ongeslachtelijke voortplanting
Het nieuwe individu ontstaat uit een deel van het oude individu. Het nieuwe individu heeft dezelfde kenmerken als het ouder-individu
30
op welke manieren kan je ongeslachtelijke voorplanting
Door celdeling; Door sporenvorming Door vorming van bollen, wortelstokken en uitlopers.
31
Celdeling
een eencellige splitst zich in twee eencellige individuen. Bijvoorbeeld gisten en bacteriën
32
Sporenvorming
Door mitose worden sporen gevormd. De sporen kunnen uitgroeien tot nieuwe organismen Bijvoorbeeld schimmels en mossen.
33
kernlichaam
speelt rol bij vorming ribosomen
34
kernenvelop
opslag van dna, regelt transport stoffen
35
ribosoom
speelt een rol in eiwit synthese en maakt polypeptide
36
lysosoom
opruimers van de cel, zit enzymem in die dingen opruimen in lichaam
37
ruwe er
zorgt voor transport van polypeptide
38
golgi apparaat
opslag eiwitten
39
cytoskelet
geeft cel structuur en stevigheid en celorganellen blijven op blijven op hun plek
40
glad er
ontgiftigt de cel, maakt eiwitten
41
mitochrondrien
batterij in de cel, energie opwekkers van de cel
42
cytoplasma
opslag van stoffen