Pluriforme Samenleving Flashcards

(51 cards)

1
Q

Pluriforme samenleving

A

Samenleving waarin mensen met verschillende sociale klassen, godsdiensten en leefstijlen samenleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dominante cultuur

A

Door meeste mensen binnen een samenleving geaccepteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Subcultuur

A

Specifieke groep met eigen cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tegencultuur

A

Verzetten tegen dominante cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cultuur

A

Alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Functies cultuur

A
  • persoonlijke identificatie
  • gemeenschappelijk referentiekader
  • gedragsregulerend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cultuur wordt overgedragen door…

A

…socialisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Socialisatie gebeurt door…

A

… sociale instituties:

  • school
  • gezin (familie)
  • media
  • overheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vooroordelen

A

Vooropgezette meningen over andere groepen of culturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vooroordelen kunnen leiden tot…

A

… xenofobie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Xenofobie

A

Vijandigheid ten opzichte van mensen die niet tot de eigen etnische groep behoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dimensies van hofstede (culturen vergelijken)

A
  1. Machtsafstand
  2. Individualisme vs collectivisme
  3. Masculiniteit vs feminiteit
  4. Onzekerheidsvermijding
  5. Lange vs kortetermijngerichtheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Machtsafstand

A

Omgang met gezag; macht tussen ouders/kinderen, docent/leerling, werkgever/werknemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Individualisme vs collectivisme

A

Eigen initiatief van burgers?; vs groep weegt zwaarder dan het individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Masculiniteit vs feminiteit

A

Rolverdeling; vs lopen taken in elkaar over?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onzekerheidsvermijding

A

Mate van angst voor de toekomst (sparen, regels, gedrag, geloof)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Lange vs kortetermijngerichtheid

A

Gericht op de toekomst?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Pluriforme samenleving vroeger

A

Verschillen met betrekking tot geloof, stad-platteland, hogere-lagere klassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Pluriforme samenleving nu

A

Verschillen voornamelijk met betrekking tot cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Tolerantie

A

Opvattingen, normen en waarden, gedachtegangen van andere mensen accepteren en respecteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Tolerantie vroeger

A

Gedoogd;

Tolerantie zolang het niet openbaar werd gemaakt

22
Q

Tolerantie nu

A

Pacificatiedemocratie;
Er lijkt minder compromisbereidheid te zijn (zwarte piet, moskeeën, homoseksualiteit in bepaalde kringen, opvang vluchtelingen…)

23
Q

Veel andersdenkenden uit andere landen kwamen naar nl omdat…

A

In nl vrijheid van geweten was (overal makkelijk mee omgaan, nergens iets achter zoeken)

24
Q

Pacificatiedemocratie (Poldermodel)

A

Compromissen sluiten

25
Geen conflicten, maar conformisme
Aanpassen aan de opvattingen en gedragingen van de meerderheid in de samenleving
26
Push factoren
Redenen om uit ergens (land) weg te gaan.
27
Pull factoren
Redenen om ergens (land) te komen.
28
Migratiemotieven
Push en pull factoren (altijd samen!)
29
Migratiemotieven redenen
- arbeidsmigranten - postkoloniale migranten - gezinsherenigers / gezinshervormers - vluchtelingen
30
Arbeidsmigranten
Na wo2, 1960: hoop op betere toekomst in nl aangezien hier groeiende economie was (Spanje, Italië, Marokko, Turkije, Griekenland maar ook Oost eu en vs)
31
Postkoloniale migranten
Nederlands-Indiërs, Surinamers, Antillianen
32
Gezinsherenigers
Mensen die legaal in Nederland verblijven en hun gezinsleden laten overkomen
33
Gezinsvormers
Nederlander of iemand met een verblijfsvergunning die met een buitenlander trouwt en hier een gezin sticht
34
Vluchtelingen
Worden vervolgd vanwege geloof, politieke overtuiging of securely geaardheid of als zij op de vlucht moeten vanwege oorlogsgeweld
35
Verdragen omtrent immigratie (immigratie wordt beoordeeld door IND)
- universele verklaring van de rechten van de mens (tegen discriminatie) - Europees verdrag voor de rechten van de mens (gelegenheid geven tot gezinsvorming en hereniging) - VN-vluchtelingengedrag (asielrecht) - akkoord van Schengen (vrij verkeer van personen en goederen)
36
Allochtoon
Wanneer iemand of ten minste één van de ouders in het buitenland is geboren
37
Autochtoon
Iedereen die in Nederland geboren is en van wie de (groot)ouders dat ook zijn
38
Vervreemd voelen in een land
Je niet thuisvoelen in de omgeving
39
Verrijking door migratie
- kan meer kennis, cultuur en pluriformiteit veroorzaken | - latere generaties van migranten doen het goed in de maatschappij
40
Er kan meer sociale mobiliteit kan plaatsvinden (o.a. door onderwijs)
Mogelijkheid tot stijgen op de maatschappelijke ladder
41
Integratieproces
- segregatie - conflict - aanvaarding
42
Segregatie
Ruimtelijk uit elkaar groeien van groepen 1. Sociale controle 2. Politieke stem 3. Conflicten te verminderen 4. Leefstijl behouden
43
Conflict
1. Sociaal-economische (verdringing op de arbeidsmarkt) 2. Cultuur-religieus (botsende waarden en normen) 3. Internationaal (oorlogen)
44
Aanvaarding
Republikeinse vs multiculturele visie
45
Republikeinse visie
Gedeelde toekomst, weinig weten van verschillende etnische achtergronden
46
Multiculturele visie
Pluriforme samenleving en diversiteit van verschillende groepen behouden
47
1e generatie
Mensen die hier vanuit een ander land naar toe zijn gekomen
48
2e generatie
Kinderen van deze mensen (tussencultuur)
49
3e generatie
Kleinkinderen van de eerste generatie. Deze mensen hebben vaak weinig problemen om hun plek in de samenleving te vinden
50
Integratie (langetermijnproces)
Wanneer je naar een land komt en je eigen cultuur behoud, maar je past je wel aan aan gebruiken van dat land (taal)
51
Assimilatie
Je komt naar een land en past je volledig aan aan die cultuur (je laat je eigen cultuur achter)