Pluriforme samenleving periode C Flashcards

(33 cards)

1
Q

pluriforme samenleving

A

een samenleving waarin veel verschillende opvattingen, gedragingen, levensbeschouwingen, religies en culturen, gewoonten en gebruiken mogelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarden

A

zijn uitgangspunten die belangrijk en nastrevenswaardig zijn bijv. respect, vriendschap, vrede, gezelligheid​.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Normen

A

gedragsregels die voortvloeien uit waarden. bijv. een bejaard persoon met ”u” aanspreken, etc.​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Persoonlijke identiteit

A

het beeld dat iemand van zichzelf heeft en uitdraagt, het zelfbeeld. bijv vegetariër, gelovig, muzieksmaak, etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociale identiteit

A

past bij de groepen waar iemand deel van uitmaakt, groepsidentificatie. bijv. Nederlander, wereldburger, moslim, en/of skater, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Socialisatie

A

is nodig om als groep of samenleving te overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

socialisatoren

A

ouders, school, overheid, vrienden, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sociale controle

A

is dat leden van een groep erop letten dat men zich aan de regels houdt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Internalisatie

A

het einddoel van socialisatie
aangeleerd gedrag als niet meer van buitenaf opgelegd ervaren.​
​ ➥ je ‘automatisch’ gedragen zonder erbij na te denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stereotyperingen

A

vaststaande, vereenvoudigde beelden en veronderstellingen over een bepaalde groep mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vooroordelen

A

meningen over mensen die niet gebaseerd zijn op feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

discriminatie

A

het ongelijk behandelen van mensen op grond vangroepskenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

intolerantie

A

het niet accepteren van mensen die anders denken (of gedragen) dan jij
vergroot het risico op discriminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

xenofobie

A

angst voor het vreemde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dominantecultuur

A

de waarden, normen en gewoonten die de meerderheid van de bevolking deelt.​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Subcultuur

A

wijkt af van de dominante cultuur, maar wil de dominante cultuur niet veranderen​.

17
Q

Tegencultuur

A

in strijd met de dominante cultuur en wil deze veranderen.​

18
Q

Individualistischvs.collectivistisch

A

gaat groepsbelang boven het individuele belang?

19
Q

Machtsafstand

A

wordt ongelijke verdeling van macht verwacht en geaccepteerd?

20
Q

Masculienvs.feminien​

A

overlappen sekserollen elkaar of niet?

21
Q

Segregatie​

A

verschillende bevolkingsgroepenlevenzowelfysiek als sociaalgescheidenvan elkaar.​

22
Q

Assimilatie​

A

nieuwkomers nemen dedominante cultuurgeheel over en doen hun eigen cultuur af

23
Q

Integratie​

A

het opnemen van een groep in desamenleving doorwederzijdse aanpassing.​

24
Q

sociale cohesie

A

het gevoel van onderlinge verbondenheid​

25
polarisatie
het bewust uitvergroten van verschillen met als doel de eigen groepsidentiteit te vergroten. Wanneer mensen zich bedreigd voelen in hun eigen identiteit, ligt het risico van polarisatie op de loer.​
26
vier soorten argumenten
- morele argumenten = gebaseerd op geloof, principes, idealen en overtuigingen. - internationaal recht = Internationale verdragen maken een indamming van de vluchtelingenstroom onmogelijk. - eigen belang = Nederland heeft vluchtelingen (vaak jonge mannen) nodig op de vergrijzende arbeidsmarkt - onmacht = Nederland is niet bij machte om migratiestromen te controleren, al zouden we het willen.
27
overtuigingsethiek
direct handelen zonder je te bekommeren om de gevolgen
28
verantwoordingsethiek
juist wel nadenken over de gevolgen van de keuzes die je maakt. ➥ afweging tussen twee verplichtingen, bijv. zorg voor het welzijn van de eigen bevolking tegenover zorg voor slachtoffers van geweld uit eigen grenzen.
29
Kosmopolitisch
voelt zich verbonden met de wereld en zien de multiculturele samenleving als iets positiefs. Verschillende culturen zijn een verrijking voor ons land.
30
Nationalistisch
voelt zich vooral verbonden met Nederland en zien de multiculturele samenleving als iets negatiefs. In de onoverzichtelijke (multiculturele) wereld zoeken ze houvast en geborgenheid.
31
Functionele identificatie
je ziet iemand niet als lid van een groep, maar als iemand met een bepaalde rol.
32
Normatieve identificatie
als mensen niet hun eigen normen kunnen inbrengen in het debat, trekken ze zich terug of gaan ze zich verzetten.
33
Emotionele identificatie
het gevoel dat je verbonden bent met andere mensen, dat je erbij hoort.